donderdag 20 juli 2017

Yu kisi wan tobinoso...

... Is een 'odo' wat letterlijk betekent ; het vastpakken van een lange neus. Maar wat we in het Nederlands zouden vertalen als 'Je bent van een koude kermis thuis gekomen'...

De middag gaat een beetje als in een roes voorbij. Ik wil vandaag niet meer terug naar het huis, maar weet ook niet wat ik anders zou willen doen. Misschien zou ik het liefst even alleen zijn, gewoon even weg van het alles. Ik mis thuis. Mijnheer Kibrifasi en Dana denken er met geen haar  op hun hoofd aan om me nu alleen te laten, zeker niet nu ‘vriendin’ en broer in het land zijn.
We rijden naar het huis van moeder Kibrifasi. Dana maakt daar een lunch klaar en neemt wat zaken door voor aanstaande zondag.

Moeder Kibrifasi organiseert, nou ja, laat mijnheer Kibrifasi en Dana dat doen, een lunch voor het weeshuis. Dat schijnt ze ieder jaar te doen en het is iets dat zij heel belangrijk vindt, maar mijnheer Kibrifasi is er – merk ik- helemaal niet blij mee. Ik ben in ieder geval ook uitgenodigd, dus ik zal het wel zien zondag.

Aan een ieder die het maar horen wil, vertelt mijnheer Kibrifasi over de schandelijke vertoning van vriendin bij de crematie en hoe broertje zich gedroeg. De ‘tori’ (Sranan tongo voor ‘verhaal’) maakt behoorlijk wat reacties los en vooral de vrouwen steken niet onder stoelen of banken wat ze er van vinden.

Waar ik wel een beetje ongemakkelijk van wordt is dat mijnheer Kibrifasi aan een ieder vertelt dat ik de enige naamdrager ben (lees ‘bloedverwant’ of ook wel ‘nabestaande’, want er zijn er natuurlijk talloze in Nederland met mijn (meisjes)achternaam). Het levert een bepaald soort meewarige of meelijwekkende blikken op. Maar het is blijkbaar belangrijk dat mensen in de omgeving dat weten.

Na de lunch gaan we weer naar het huis van mijnheer Kibrifasi, waar we een beetje rondhangen. Mijnheer Kibrifasi letterlijk, want hij heeft zijn hangmat opgehangen op zijn plaatsje en wiegt zachtjes heen en weer. Ik voel me prima op “mijn” stoeltje. Als ik aandachtig rond kijk, zie ik van alles. Een hagedis die zonnebaadt, vlindertjes die dartelen in de lucht en heel in de verte zie ik gieren rondcirkelen op de thermiek. Ik laat mijn gedachten over de ochtend gaan en probeer het allemaal een plekje te geven. Dat gaat vast wat langer duren dan ik me probeer voor te houden, maar ik kan het me nu niet veroorloven om bij de pakken neer te gaan zitten. Er is nog veel te veel te regelen, uit te zoeken en af te ronden.

In de avond, na weer even gedoucht te hebben krijg ik een ‘whatsapp’ van ‘vriendin’.

Vriendin is schijnbaar direct na de crematie naar de notaris gereden. De reden laat zich makkelijk raden. Ze zal ongetwijfeld het GBA papier dat zij aan mij had moeten overhandigen en bij de crematie aan de politie had moeten laten zien, geprobeerd hebben te gebruiken (het was een papier waarvoor ik de maandag voor mijn vertrek geen mogelijkheid meer had het op te halen). Maar ze kwam dus van een koude kermis thuis.

Het is een heel relaas over dat ze er achter is gekomen dat mijn oom haar al sinds 2006 uit de stichting heeft geschreven als mede-eigenaar en dat ík dat ben alsook de erfgenaam en of ik dit wist. Zoals ik het lees, is de toon verre van vriendelijk.

Ik weet echter al lang dat vriendin nooit is ingeschreven als mede-eigenaar. In één van de akten, ze zijn in de loop van de tijd nogal eens gewijzigd bij de notaris, heeft ze als vervangend bestuurder gestaan als hem wat mocht overkomen –net zoals die andere vriendin- , maar in de oprichtingsakten en alle akten vanaf 2006 ben ik de opvolgend bestuurder van de betreffende stichting.

Ze briest verder dat ze zich gebruikt voelt en dat mijn oom haar in november haar nog in de ogen heeft gekeken en heeft gezegd dat ze mede-eigenaar was, lijkt me ook echt iets om specifiek het over te hebben als je bij elkaar bent. Zeker als je elkaar maar heel weinig ziet en je een verjaardag (70e van mijn oom) viert.

Ze noemt verder een hele rits met dingen waar ze voor betaalt heeft, zo zegt ze dat ze al die jaren de garage heeft betaald, maar dat is pas sinds 4 jaar, want voor die tijd had ik ‘m op de rekening staan. Verder heeft ze samen met mijn oom een en/of rekening, die hij specifiek heeft afgesloten of laten afsluiten voor diverse betalingen die ze moest doen, dus ze kon het geld gewoon daar vanaf halen.
Ze zegt dat ze samen met mijn oom 25000 srd heeft betaald aan de stichting bij oprichting, maar ik heb de rekening van het gebeuren en het was een som van 416 euro (ongeveer 1300 srd toentertijd).

Nu is mijn oom altijd al een vreemde vogel geweest, die mensen niet altijd even fair en aardig behandelde. Ik kan me heel goed voorstellen dat hij het wel handig vond dat vriendin van alles voor hem regelde in Nederland en dat hij bij haar ingeschreven kon staan, wat – laten we wel wezen- haar ook extra gemeentelijke belastingen heeft gekost. Ik kan me heel goed voorstellen dat ze zich heel erg gebruikt voelt, al kan ik me ook heel goed voorstellen dat een bepaald financieel voordelig vooruitzicht een goede motivatie was, ook al was de liefde al lang bekoeld. Ik denk dat vanaf 2005/ 2006 waarin datgene is voorgevallen waar ik de mail over vond, de relatie van beider zijde één was waarvan beide dachten beter te worden of gebruik van te kunnen maken.

Hoe dan ook. Ik heb niets te maken gehad met hoe de zaken zijn geregeld, zijn gelopen in de geschiedenis of wat dan ook. Ik ben niet degene die haar dat aangedaan heeft, ik ben niet degene die haar gebruikt heeft of mijn naam als vervangend bestuurder heeft neergezet in de akte van de stichting.

 Ik besluit niet te antwoorden op haar berichten. Ik zou ook niet weten wat ik moet antwoorden en het laatste dat ik wil is haar boosheid op mij te richten. Blijkbaar heeft ze nu al het idee, lijkt uit haar berichten, dat ik er vanaf wist. Ik voel mijn hart bonzen en mijn handen trillen.

Mijnheer Kibrifasi merkt op dat er wat is. Blijkbaar ben ik ineens behoorlijk wit. Ik vertel hem over de berichten (het zijn er meerdere want de teksten passen blijkbaar niet in één berichtje). Ik zie dat het hem boos maakt. Hij steekt ook zijn minachting niet onder stoelen of banken. Terloops zegt hij ook nog dat het wel verklaart waarom ze zo’n dure huurauto had, ze dacht ‘bigi moni’  (groot geld) te scoren.

Ik zeg hem dat ik er niet gerust op ben dat ze deze berichten heeft gestuurd. Straks zit ik weer in het huis om te ruimen en ze wil haar tasje met spullen nog ophalen, wat als ze besluit haar gram te halen?

Mijnheer Kibrifasi zegt dat alle papieren aangeven dat ik de nabestaande ben, ook de omgeving weet dat inmiddels (vandaar dat mijnheer Kibrifasi dat dus aan iedereen heeft gezegd) en hij vertelt ook dat mijn oom altijd heeft gezegd dat als hij ooit dood zou gaan dat alles voor zijn ‘nichtje’ was.

Mijnheer Kibrifasi probeert me gerust te stellen op zijn manier, maar ik voel me helemaal niet op mijn gemak.

Ik had nooit, maar dan ook nooit kunnen bedenken dat ik dit allemaal op mijn pad zou krijgen. Ik heb me nooit bemoeid met mijn ooms leven of zijn relatie met vriendin. De keren dat ik vriendin ontmoet heb in Nederland zijn op een hand te tellen en ze was altijd vriendelijk, ze was altijd behulpzaam.

Ik had geen idee van de zaken die speelden. Was in de veronderstelling dat alles wel goed geregeld zou zijn en dat de zaken eerlijk werden verdeeld. Ik wist natuurlijk niet van de perikelen die allemaal hebben plaatsgevonden. Nu weet ik anders en dat vriendin kwaad is, kan ik me heel goed voorstellen. Ik vind het alleen heel beangstigend dat ik diegene ben die nu alles krijg en dat ik als enige ‘naamdrager’ degene blijkbaar ben waarop de woede is gericht.

Ik denk aan het advies dat ze gaf over het boeken van een hotel en dat mijnheer Kibrifasi dat wel zou regelen en hoe ik me totaal verward voelde toen ik mijnheer Kibrifasi hoorde vragen naar welk hotel hij me moest brengen. Ik vraag me nu af of het opzet was of niet. Dat hoeft natuurlijk helemaal niet, maar je gaat het toch denken.

Ik denk aan de berichten over de uitvaartonderneming, de kosten en het berichtje dat ze stuurde gisterenavond. De verklaring aan de politie, het niet overhandigen van het GBA papier en de acute rit naar de notaris gelijk na de crematie. Ik lees nog een keer alle berichten die ze heeft gestuurd sinds het telefoontje waarin ze me meldde dat mijn oom dood was. Ik lees ze – uiteraard met mijn vooroordelen doorspekte- blik.

Wat lees ik nu eigenlijk. Ergens in de berichtenstroom staat dat ik mijn mond moet houden over een aantal zaken. Is dat omdat ze me ‘goed gezind’ is of omdat ze wil voorkomen dat mensen weten hoe het werkelijk zit? Al die paranoïde gedachten, al die twijfel… die angst die ineens op komt zetten.
Op dat moment besluit ik na te gaan wat het kost om mijn ticket om te boeken naar een eerdere vlucht. Ik wil hier geen dag langer zijn dan strikt noodzakelijk. Ik wil veilig naar huis.


Het kost honderdvijftig euro om het ticket om te boeken. Ik kijk naar mijn banksaldo en besluit dat mijn (gevoel van) veiligheid belangrijker is dan een maandje studentikoos eten (jaja, het originele ticket kostte immers ook een goede som en nee, ik heb geen geldboom in de tuin). Het lucht enorm op als ik de bevestiging krijg van mijn nieuwe vluchtdatum. Dat ik de vlucht van 9 februari al terug heb in plaats van 14 februari. Vijf dagen minder zorgen… hoop ik….

Geen opmerkingen:

Een reactie posten