maandag 31 juli 2017

Switi Sranan, mo syi

Mijn laatste dag in Suriname breekt aan. Mijnheer Kibrifasi heeft me gezegd dat ik moet uitslapen, want hij moet een aantal kippen slachten. Hij wil blijkbaar niet dat ik in de weg loop of dat hij voor me moet zorgen terwijl hij ook nog werk te doen heeft.  Ik besef me weer dat het een ontzettende aanslag moet zijn om mij ineens te hebben moeten opvangen.

Ik neem de gelegenheid om mijn spullen netjes in te pakken. Uitslapen kan ik toch niet, dus dan maar doen alsof ik niet wakker ben en dit eerst doen.
Na het ontbijt rijden we nog één maal langs het huis. Ik geef de hondjes nog een keer eten. Herta komt met haar neus tegen mijn handen aan, alsof ze ook gedag zegt. Streep weigert weer te eten en kijkt me beledigd aan, alsof ze weet dat ik hen ga verlaten.

Ik pak de papieren van de auto van mijn oom. Het is een oud barrel, waar een blind paard geen schade aan kan doen en er schijnt ook nogal wat aan te mankeren, maar hier in Suriname worden dergelijke auto’s nog goed verkocht voor de onderdelen. Ik heb besloten dat mijnheer Kibrifasi die auto kan verkopen en het geld er van mag houden. Ik maak daarnaast ook gelijk een bedrag voor mijn verblijf over.

Wat ik zo ben nagegaan de afgelopen dagen, zou dat ruim voldoende moeten zijn. Ik heb echter het idee dat mijnheer Kibrifasi het niet genoegd vind. In de – voornamelijk monologen- die  hij in de auto houdt, laat hij terloops vaak weten over hoeveel hij de afgelopen week niet heeft kunnen doen en hoe duur dingen wel niet zijn geworden.

Ik heb best wel redelijk bijgehouden hoeveel er uitgegeven is in de supermarkten en aan benzine, want ik wilde niet dat mijnheer Kibrifasi er op achteruit zou gaan door mijn verblijf. Het bedrag dat ik heb overgemaakt, tezamen met de auto opbrengsten, zouden ook een verblijf in een goed hotel in Paramaribo en autohuur hebben kunnen bekostigen. Ik snap die beledigde houding niet; het geld groeit immers ook mij niet op de rug en ik geef wat ik kan missen.

Ik stel hem daarnaast ook schadeloos voor alle arbeid en materiële kosten die hij tot nu toe heeft gemaakt in ieder geval. Nadat er eerst veel gesteggel is geweest over het geld dat ik hem wil geven voor dit soort dingen, gaat het gesprek er nu wat gemakkelijker over. Misschien dat het stuk bij Saramacca toch beter is dan ze doen voorkomen, ook al het bezichtigde stuk niet mijn grond.

Voor mij is het in ieder geval verwarrend. De beledigde houding over de vergoeding van verblijf enerzijds en de ‘ik hoef ’t  niet’ houding over de materialen- en arbeidskosten. Of misschien is hij gewoon beledigd dat ik het verblijf ook met een geldelijke vergoeding wil bedanken, omdat hij het uit ‘goedheid’ wil doen. Hoe dan ook, voor mij zijn het gemixte signalen. Ik snap er niks van.

Na het afscheid van Herta en Streepie en nadat ik het hele huis goed heb afgesloten en overal foto’s van heb genomen, gaan we weer terug naar het huis van mijnheer Kibrifasi.

Daar maakt mijnheer Kibrifasi een gewokte lunch. Wat nog een hilarisch moment oplevert als mijnheer Kibrifasi in plaats van het spoelwater uit de wok, het bakje met zeep en spons over de muur gooit van het perceel.
Net na de lunch komt ook Dana langs. Mijnheer Kibrifasi vraagt haar een aantal kokosnoten te plukken. Dana geeft aan dat ze dat wel wil doen, maar dat we wel moeten waarschuwen als het vijf voor twaalf is. Blijkbaar is het volksgeloof dat je een boomgeest niet mag storen om twaalf uur en dus geen fruit mag plukken of mag snoeien op middag.

Ze komt even voor twaalven terug met een flinke hoeveelheid kokosnoten. Die ze met behoorlijk veel kracht en een machette ‘onthoofd’. Het kokoswater wordt opgevangen in een emmertje en er wordt ook wat kokosvlees bijgedaan.
Daarna pakt ze drie bekertjes en maakt ze een simpele cocktail van het kokoswater, ijs en een scheut bacardi. We proostten op zielen die zijn heen gegaan, nieuwe kennissen en goede reizen. Tijdens de proost komt er een prachtig vlindertje voorbij dartelen.

We gaan vroeg richting Zanderij. Mijnheer Kibrifasi wil graag een omweg maken langs het gebied van Suralco en de bauxietmijnen (via Paranam en Onverwacht). Het is een prachtig gebied, weg- en waterbouw zijn hier voor een groot deel door ‘de Hollanders’ gedaan. Mijnheer Kibrifasi moppert dat de onafhankelijkheid niet altijd het land goed heeft gedaan, met name als we een compleet in verval geraakte brug – ooit door Ballast gebouwd- gepasseerd wordt, via een pontonbruggetje dat er naast ligt. De mooie doorgaande weg, wordt er compleet door afgesneden.
Door Mark Ahsmann - Eigen werk, CC BY-SA 3.0,
https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=5794648
We passeren een trein en treinstel die staan te verroesten op een perceel, ooit was er een treinverbinding in Suriname, maar die bleek niet rendabel en werd ook slecht onderhouden, dus die verbinding is nu helemaal weg.

Het groen in het gebied is onvoorstelbaar mooi, hoewel hier- en daar behoorlijk aangetast door de mijnbouw. Het is eigenlijk jammer dat er zo veel criminaliteit is, want het zou zo’n relaxed uitvluchtsoort kunnen zijn. Lui, loom, warm en relaxed.

Overview van 'Zanderij' a.k.a. Johan Adolf Pengel vliegveld
(foto Dave TEF, google maps)
Zanderij doemt dan ineens op. Ik pak mijn koffers en ga ze inchecken. Mijn handkoffer, waar ik alle verzamelde papieren in heb gedaan, blijkt te groot en het kost me zo maar 93 euro om die mee te krijgen. Ik laat beide koffers sealen. Ik vertrouw niks hier en die papieren zijn waardevol, die had ik liever niet afgegeven.

Dan neem ik afscheid van mijnheer Kibrifasi, Dana en de ook meegekomen Sam en loop door de douane heen.

Ik ben denk ik nog niet zo blij geweest om bij een gate aan te komen. 
Veilig. 
Eindelijk.
Ik ben doodmoe en uitgeput.

Ik kom er achter dat ik in de ‘One for the Road’ bar nog kan roken. De barman is erg vriendelijk en ook een andere – blijkbaar vaste- bargast is dat. Een kort, maar niet al te verhullend relaas, levert nog wat waardevolle informatie op. “Zoek een betrouwbare taxateur en ook een betrouwbare notaris”  is de meest belangrijke tip. Gelukkig is de notaris die mijn oom had een betrouwbare zo blijkt.

Ook krijg ik een extra shot rum in de cola van de barman, ze hebben het met me te doen blijkbaar en een spannend verhaal is hier schijnbaar ook wat waard, inclusief de gory details. Ik blijf in de bar hangen tot de oproep tot boarden.

Net voor zevenen board ik het vliegtuig. Ook nu weer voel ik opluchting. En het voelt fijn om naar het gigantische vliegtuig te lopen dat me weer terug zal brengen naar het 33 graden koudere Nederland.... Switi Sranan, mo syi 

Ik ben nog nooit zo blij geweest een vliegtuig te zien :-)

 

Een stuk grond dat niet mijn grond is

De woensdag breekt aan. Ik wordt wakker van het geluid van potten en pannen in de keuken. De laatste nachten heb ik de airconditioning niet meer aan gehad, ik raak blijkbaar gewend aan de warmte. Dat zal wel tegenvallen als ik overmorgen weer op Nederlandse bodem sta; het laatste bericht van het weer, geeft aan dat het nu hevig sneeuwt en min één graad is, dat is een temperatuurverschil van bijna dertig graden met hier. Hoe dan ook, ik heb weer goed geslapen en het is zelfs al half zes geweest als ik me naar de badkamer snel.

Mijnheer Kibrifasi is aan het bakken geweest. Op de tafel staan cassave en vis. Het is een soort Surinaamse versie van ‘Fish and Chips’. Voor iemand die normaliter een boterham met kaas of een bakje brinta eet in de ochtend, is dit toch wel een zwaar ontbijt om de dag mee te beginnen. Na dit bijzondere ontbijt gaan we weer op pad.

Zoals ik wel had verwacht, wordt er ook weer contact gelegd met Dana. Het kost wel wat telefoontjes en heen-en-weer gepraat, maar omdat Dana bij moeder Kibrifasi werkt, kan hij ook niet om haar heen. Het rare is wel dat als we bij moeder Kibrifasi op de veranda neerstrijken, Dana ook tegen mij niks zegt. Alsof ik wat aan die hele situatie kan doen?!?!?

Vandaag ga ik nog tot twaalf uur in het huis. Mijnheer Kibrifasi komt tussendoor de eerste lading vuilniszakken ophalen. Streepie en Herta hebben vandaag redelijk goed gegeten en ik heb de buitenboel ook redelijk ver aan kant, waarbij ik zelfs bij de keukendeur een stukje, zij het provisorisch, heb gestraat zodat ik mijn nek niet breek bij het afstapje. Om twaalf uur haalt mijnheer Kibrifasi mij op en we laden de laatste vuilzakken in de auto. Totaal heb ik 38 vuilniszakken met afval uit het huis geruimd.

We maken nog een stop bij moeder Kibrifasi. Ik zeg uitgebreid gedag, want ik verwacht haar niet meer te zien voordat ik weg ga naar Nederland. Na wat opfrissen bij Kibrifasi thuis, halen we Dana toch weer op en gaan op pad.


Stukje weg naar Groningen (vlakbij Kampong Baroe)
Mijn oom had, naast het stuk grond en het huis waar ik de afgelopen week heb gewerkt, nog een stuk grond elders in Suriname. Ik heb geen idee waar het exact is, want de landmeterkaarten die ik er van heb zijn een compleet raadsel. Ik heb thuis al geprobeerd de coördinaten in te vullen, maar kom dan ergens in Afrika uit, ook zoeken op speciale oudheidkundige coördinaten kaarten leverde niets op. Daarnaast hebben de kaarten alleen perceelnamen, er staan nog geen straat- of wegennamen op.
Sommige stukken laten een glimp zien van de prachtige
natuur die Suriname rijk is.

Mijnheer Kibrifasi denkt te weten waar het – ongeveer- moet zijn en hij vindt dat ik ook dat andere stuk grond moet zien, dus heeft hij zich voorgenomen daar de woensdagmiddag aan te besteden.

We komen helemaal uit bij Uitkijk en daarna zelfs Groningen. Het is een prachtig landschap, maar we blijken, als we het vragen bij de politiepost in Groningen, aan de verkeerde kant van de rivier te zitten.

Bron van Hoop, ter herinnering aan de boerenkolonisatie in 1845
te Groningen

Het 'dorpsplein' te Groningen met een monument er op

Andere kant op gezien op het dorpsplein van Groningen

Politiepost in Groningen.
Dana en mijnheer Kibrifasi zijn de weg aan het vragen...
Als ik later op Google Maps de route bekijk, is het een wat vreemd – op zijn zachtst gezegd – inefficiënte route geweest. In plaats van bij Groningen iets door te rijden en de brug te nemen om daar de ‘Wayamboweg’ op te rijden, rijden we weer helemaal terug naar Uitkijk om vervolgens via de ‘Vijfde rijweg’ de andere kant van de ‘Wayamboweg’ op te rijden richting dezelfde brug.

Groen is onze gereden route, blauw had handiger geweest volgens mij...

Ergens halverwege de weg, rijdt mijnheer Kibrifasi een verkavelingsproject op. Het is een beetje een deceptie, het is een groot kaal vlak grond. Mijnheer Kibrifasi is er van overtuigd dat dit het stuk grond is van mijn wijlen oom. Maar het bord aan het begin van het project stelt dat de gronden ‘huurgronden’ zijn en dat van mijn oom is ‘eigendomsperceel’.

Mijnheer Kibrifasi begint er zelfs een beetje ruzie over te maken. Ik kijk nog een keer op de akten; het is toch écht eigendomsgrond. Maar mijnheer Kibrifasi zegt, overtuigd dat dit de landen zijn, dat het toch echt huurgrond is. Ik neem maar wat foto's - dan lijkt het tenminste alsof ik maar accepteer dat dit het is. Het valt me steeds vaker op dat mijnheer Kibrifasi van zijn gelijk overtuigd is, ook al is dat zeker niet altijd het geval (zoals dat hij er van overtuigd was dat mevrouw Poese had gezegd gelijk naar het crematorium te rijden, terwijl ze het mortuarium had gezegd). 

 

 

Plaatjes van het stuk grond dat niet mijn grond is...

Het lijkt alsof hij – en ook Dana- me wat verwijten, maar ik kan er toch ook niks aan doen dat die kaarten zo vaag zijn. Overigens blijkt later, als ik thuis ben en het nog een keer nazoek, dat het inderdaad niet was, waar mijnheer Kibrifasi me naar toe heeft gebracht, al heb ik nog steeds niet helemaal scherp waar het exact is.

Brug over de Saramacca rivier 
Met een beetje bedompte sfeer in de auto, rijden we naar het huis van tante Nos. Er wordt voornamelijk Sranan tongo gesproken. Ergerlijk en ik vindt het niet beleefd naar mij toe, ik hoor woorden als ’gron’ (grond) en ook het woord ‘perceel’ valt, dus ik kan me bedenken dat het over het bezichtigde perceel gaat. Misschien zijn ze teleurgesteld omdat ik toch niet zo'n 'fortuin' heb geërfd als ze in gedachten hadden. Voor niets gaat hier de zon op. 

Tante Nos heeft, ondanks haar smalle beurs, een stuk bojo voor mij laten halen. Ze heeft gemerkt dat ik het lekker vind en ze vindt nog steeds dat ik slecht eet, dus heeft ze de moeite genomen om iets te laten halen dat ik blijkbaar wel op eet. Het is een beetje vreemde, maar wel heel vriendelijke vrouw.  

Aan het einde van de avond zeg ik ook tante Nos uitgebreid gedag. Ik verwacht haar ook niet meer terug te zien voordat ik morgen weer naar Nederland vertrek.

We zijn vroeg thuis. Mijnheer Kibrifasi heeft gisterenavond nog gebakken banaan (bakabana) gemaakt (ik snap niet dat ze hier nog zo zwaar eten vlak voor het slapen gaan). Ik neem wat van de bana en ga daarna ook slapen.


zaterdag 29 juli 2017

Mi no wani bemui

De dinsdag start met een tirade over Dana. We gaan ook zonder haar op te halen naar moeder Kibrifasi, althans, mijnheer Kibrifasi zet met me – gelukkig- gelijk af bij het huis.

Ik heb gisteren in de winkel weer een groot blik natvoer voor de honden gehaald. Ik had me voorgenomen zo min mogelijk connectie te maken met Streep en Herta, maar ze eten heel slecht en blijken redelijk goed te eten als ik er bij blijf zitten en Herta is erg genegen om even te kroelen. Ze mist de aandacht gewoon en ze is een lief dier. De twee partners in crime hebben me de hele week al veilig gehouden, liggend voor de deur.

Ik heb ook de roti die mijnheer Kibrifasi toch had meegenomen vanaf de lunch van zondag en zelf met geen vinger aanraakt, meegenomen als lunch zodat ik tussen de middag niet weg hoef. Van mij hoeft dat familie-perikelen-gedoe niet zo. Alles wat ik over heb, deel ik met de hondjes. Streepie wil nog steeds niet best eten, maar Herta laat het zich goed smaken en komt weer voor een borstelsessie.  

Samen met Herta op de veranda zit ik even te genieten van de betrekkelijke rust die er nu is. Ik kijk naar het desolate perceel en bedenk hoe het kan zijn als het mooi onderhouden is, hangmatje op de veranda, een luie schommelstoel en dan een heerlijke, lome middag genieten…

Vandaag hoop ik het huis af te krijgen, dan kan ik morgen de puntjes op de i zetten. Godzijdank lukt het, het huis af te krijgen. Het zweet gutst me wederom van het voorhoofd, maar het is gelukt! Op één kamer na, die ik onmogelijk nu kan ordenen, want ik heb ook geen ruimte óm te ordenen, dat moet gebeuren wanneer ik weer terug keer.

Om vier uur komt mijneer Kibrifasi me weer halen. Het huis is netjes en ik heb zelfs al een klein stukje buiten gedaan. We gaan eerst weer naar moeder Kibrifasi. Weer komt Dana ter sprake en mijnheer Kibrifasi laat duidelijk merken driftig te zijn over de gang van zaken. Volgens mij gaat het wel loslopen, hij zei zondag immers ook dat hij nooit meer een voet bij zijn moeder over de vloer zou zetten en nu zitten we hier weer op de veranda.

Ik ben blij als we weer naar huis gaan. Daar frissen we ons op en gaan ’s avonds nog even een drankje doen bij tante Nos. Die me  er op wijst dat ik mijn handtas niet op de grond moet zetten want dan 'loopt het geld er uit'; het brengt blijkbaar - volgens bijgeloof- armoede. Het is op zich een lekkere warme avond op het plaatsje en ik laat het blik Parbo me goed smaken. 
Er is -helaas- ook weer een tirade over Dana, en over moeder en over familie. Het stuk grond van de dochter van tante Nos achter het huis etc. etc.  Ik ben moe. Moe van dit gezeur. Mi no wani bemui.

Ik heb in mijn 'stoelmomentjes' bij de keukendeur van mijnheer Kibrifasi de laatste dagen wat woordjes sranan tongo geprobeerd te leren. Het hele gesprek volgen lukt nog niet, maar door de woorden die ik hier en daar herken, snap ik in ieder een beetje waar het over gaat. Ik hoor wat over familieleden (nefu), over bemoeien (bemui) en over zaken / dingen (sani) (niet in deze combinatie, maar het zijn woorden die ik in het hele verhaal opvang).

Het is dat ik niet alleen in het huis van mijn oom durf te slapen, anders had ik dat allang gedaan. Maar het huis is niet veilig zonder diefijzers rond de veranda en sommige deuren. Ik ben ook nog steeds doodsbenauwd dat vriendin met broer ineens voor de deur kan staan, al heb ik op geen van mijn berichtjes naar haar toe enige reactie gehad. Daarnaast durf ik ook mijnheer Kibrifasi niet te schofferen. …gelukkig is het nog maar twee nachten…


vrijdag 28 juli 2017

Something smells Fishy... (er zit een luchtje aan)

Bakkeljauw (Klipvis)
bron: wikipedia
Met tante Nos op de voorstoel en Dana en ikzelf op de achterbank, rijden we naar Commewijne. Blijkbaar is er afgesproken dat we op een bepaald adres garnalen gaan halen en iets van vis, wat Bakkeljauw blijkt te zijn.

Op het adres waar we moeten zijn, is echter geen persoon te bekennen. Na wat heen-en-weer gebel, blijkt de betreffende verkoopster even naar de winkel te zijn. We wachten ruim tien minuten en dan ineens verschijnt er iemand. Mijnheer Kibrifasi is ietwat geïrriteerd over het feit dat hij heeft afgesproken op een tijdstip en dat er dan niemand is.

Tasjes worden achterin de auto gezet en de reis vervolgt zich, naar een volgend adresje waar ook een specifieke vis gekocht kan worden. We komen aan bij een soort visafslag/ haven. Dana wordt er op uitgestuurd om op de steiger na te gaan of de vis er ook is, maar komt onverrichter zaken weer terug. Later zullen we nog bij een aantal stalletjes langs de weg stoppen om te zien of die bepaalde vis toevallig daar wordt verkocht, maar uiteindelijk hebben we die vis helemaal niet kunnen kopen.

We rijden vervolgens een stuk land inwaarts. Ik ben verrast dat er ineens een strakke weg (ter breedte van een straat) ligt die met stenen is gelegd, er is nagenoeg geen kuil in te bekennen.  Aan weerzijden van de weg liggen landen met groenten. Ik zie aardappels, tomaten, andijvie, sla en pepers aan me voorbij gaan.

We stoppen bij een tomatenboer die een kraampje langs de weg heeft staan. Na wat onderhandelen, loopt de vrouw naar binnen, komt met twee kisten naar buiten en loopt het land op. Even later komt ze terug met twee kisten vol tomaten. Omgerekend is het nog geen vijf euro per kist.

Terwijl we stil staan valt me op dat aan de overkant een basisschool staat die ‘O.B.S. Alkmaar’ heet. Hé deze plaats heet Alkmaar… grappig. Zit ik kilometers van huis, zit ik alsnog in Alkmaar! Ik heb ook maar gelijk een foto genomen van het naastgelegen voetbalveld. Het ‘AZ’ van hier zeg maar. Ik amuseer me best wel.

O.B.S. Alkmaar

Strak gelegde weg door Alkmaar


Het 'AZ' stadion in Alkmaar, Suriname :-)

We rijden weer rustig verder en even later rijden we een erf op, toeteren twee keer en vragen dan de vrouw die naar buiten komt om ‘Paksoi’. Ook deze vrouw loopt naar binnen, komt naar buiten met een doek en mes, en gaat het land op. Even later komt ze terug met bosjes paksoi.
Heel bijzonder dat je hier langs een veld met groenten rijdt en als je het wilt kopen, rijdt je het aangelegen erf op, toetert, onderhandeld en vervolgens gaan ze het voor je van het land af halen.

Een stukje verderop wordt een grote zwarte emmer (!) pepers gekocht (omgerekend nog geen 8 euro), die ook vers van de struiken af wordt gehaald.

In de auto vind ik het nu wat minder aangenaam. Ik vraag me af of ze de garnalen en bakkeljauw niet als laatste hadden kunnen halen. Hoewel de auto airconditioning heeft, is dat niet aan mijnheer Kibrifasi besteed en de ramen staan dan wel open, die garnalen gaan toch op een gegeven moment ruiken, net als de vis die – heb ik gemerkt- van zichzelf al een behoorlijk penetrante geur heeft. Wat een meur!!! (en dan ben IK inmiddels toch al wat gewend na deze week)

Na de pepers gaan we nagenoeg direct naar het huis van tante Nos en laden daar de gekochte waren voor een deel uit. Daarna rijden we naar het huis van mijnheer Kibrifasi, waar we wat hangen en ons opfrissen.

Blijkbaar eten we vanavond bij tante Nos, want we gaan de auto weer in en weer richting Paramaribo. We zullen er patat en kip eten. De patat wordt onderweg bij een – specifieke- chinese supermarkt gekocht. Ook hier zijn er dus bepaalde winkels waar je voor bepaalde producten heen gaat omdat ze daar ‘het beste’ merk, soort of smaak hebben. Er wordt ook mayonaise gekocht. Het lijkt iets uitzonderlijks te zijn op het boodschappenlijstje van zowel mijnheer Kibrifasi als Dana, want ze vragen mij welke ze het beste kunnen nemen. Ik zie er de ‘Zaanse huisjes’ tussen staan en kies die, want die is ook niet de duurste en ik ken ‘m van thuis als niet al te slecht.

Dana heeft nukken vanavond. Ze lijkt wat kribbig in ieder geval. Mijnheer Kibrifasi is helemaal niet blij. Er lijkt sinds gisteren een bepaalde spanning te hangen tussen de twee, maar helemaal thuisbrengen kan ik het ook niet. Mijnheer Kibrifasi gaat op een gegeven moment helemaal uit zijn pan over de gang van zaken. Dana frituurt de kip bij tante Nos, ik vind het lekker, maar mijnheer Kibrifasi vind het helemaal niet naar de zin gaat zoals het gemaakt is, er schijnt van alles met de bereiding aan de hand te zijn. Te veel olie in de wok, te rommelig, te dit, te dat…


Als op de terugweg mijnheer Kibrifasi, Dana en Sam (die ook mee is) afzet bij hun huis, zeggen ze specifiek alleen mij gedag en wensen me goedenacht. Dit weer tot woede van mijnheer Kibrifasi. De verdere rit naar huis gaat alleen maar over de gedragingen van Dana en wat hij er van allemaal niet van vindt. Ik laat het het ene oor in gaan en het andere oor weer uit, wederom voel ik me ongemakkelijk, maar gelukkig is de rit nu een stuk standvastiger omdat er (bijna) geen drank is genuttigd…

maandag 24 juli 2017

Het steigertje aan de Surinamerivier

De maandag start weer net zoals alle andere. Ik voel me ongemakkelijk door gisteren, maar alles gaat alsof er niks is gebeurd. Mijnheer Kibrifasi rept er met geen woord over en ik houd ook mijn mond maar.

Vandaag ga ik niet naar het huis, want er is een hoop te regelen.
Als eerste gaan we naar het ‘CBB’; het centraal bevolkings bureau. Het is een district kantoor, het hele gebouwtje is niet groter dan tien bij zes meter, schat ik in, en het doet een beetje aan als een grote bouwkeet. Er zijn hier ook diverse loketten, net als bij het openbaar ministerie, en één loket is om de leges te betalen. Aan de muur hangen aankondigen van huwelijken en aanvragen van scheiding; iets dat in Nederland waarschijnlijk niet zo open- en bloot zou hangen. Dat soort meldingen doet men alleen wanneer men het zelf wil in de familieberichten in de krant.

In een naastgelegen nog kleiner gebouwtje, zit een copyshop, waar ik eerst een paar kopieën moet maken van o.a. mijn paspoort. Ik denk dat ik lang moet wachten op de akte van overlijden, maar ook hier krijg ik redelijk snel de papieren mee. Met de akte, die welgeteld 1 SRD kost (ongeveer 15 cent) kan ik nu meer dingen regelen en we rijden, na hier ook kopietjes van te hebben gemaakt, vervolgens naar de stad.

De eerste stop is het postkantoor. Ik kijk eerst wat er in de postbus zit, maar het is alleen een schrijven van de Suripost zelf dat de tarieven omhoog gaan. Ik zelf heb er niet zo’n last van, maar de gemiddelde Surinamer heeft behoorlijk te lijden onder de steeds maar doorgevoerde prijsstijgingen van diensten en goederen.  Nadat ik de postbus leeg heb gemaakt, zeg ik deze vrij eenvoudig op. Ik maak en ‘mental note’ dat ik ook de postbos van mijn oom in Nederland moet opzeggen.

De tweede stop is de centrale bank. Ik ben zó benieuwd wat in de kluis zit. Eerst moet ik me melden bij een zeer dikke, het lijkt kogelvrij glazen deur. In het voorportaal, moet ik me eerst identificeren, dan worden de diverse papieren nagekeken en vervolgens wordt ik door een (gewapende) bewaker door maar liefst twee hekken door de trap afgeleid naar een ander loket naast de kluizen. Daar worden weer alle papieren nagekeken en het register er op nageslagen, maar na veel gedoe, veel identificatie en de vele deuren en hekken, kom ik er écht niet in. Ik heb niet de benodigde papieren; ik mis de verklaring van erfrecht. Hoewel dat heel vervelend is, betekent het ook dat vriendin er niet in kan en dat stelt me wat gerust.

Als laatste halen we de as van mijn oom op, bij mevrouw Poese.  Een medewerker pakt heel respectvol de zak met as welke in een plastic tasje verpakt (!) uit een rijtje met nog meer plastic tasjes en vouwt deze in een witte katoenen doek, waar hij een speciale knoop in legt. Hij legt me heel geduldig en heel respectvol uit hoe ik deze moet ontvouwen als ik de as los laat in de Surinamerivier. Het geheel wordt in een klein houten kistje verpakt. Ik heb besloten geen bootje te huren maar het op de meest gangbare plaats te water te laten.

Mijnheer Kibrifasi heeft uitgelegd dat als we de as eenmaal hebben opgehaald, we deze direct moeten verstrooien. De kans bestaat anders dat er mensen zijn die de as willen roven voor hun rituelen. Hij verwijst naar de voodoo-achtige praktijken die sommige mensen nog actief beoefenen. Hij wil de as ook echt niet langer dan nodig is bij zich hebben, volgens mij vind hij het zelf ook helemaal geen fijn idee.

Mijnheer Kibrifasi, Dana en ik rijden over de grote brug van Paramaribo naar de overkant en vinden een plek met een steigertje. Daar ga ik in kleermakerszit op de steiger, vlak boven het water zitten. Ik zoek een moment van bezinning, leg mijn hand op het kistje.

Het steigertje aan de Surinamerivier...
Hoe heeft deze man zijn laatste momenten doorgemaakt. Hoewel hij hypochondrisch was, was hij toch nu écht heel ziek. Waarom heeft hij mij niet eerder benaderd? Wat een ellendige laatste tijd en hoe eenzaam hij moet zijn geweest. Het huis laat zien dat hij niet meer voor zichzelf kon zorgen en hoewel ik mijn twijfels over hem heb, ben ik intens verdrietig over zijn laatste levensdagen. Ik hoop dat zijn ziel die van mijn vader zal vinden in de oceaan waar de Surinamerivier op uitkomt. Het is nu op dit moment dat ik me intens alleen voel, met mijn had nog steeds op de kist met as.

Ik haal de deksel van de kist en leg deze op de steiger. Ik pak de bundel van katoen en maak de knoop los zoals de man mij heeft laten zien. Langzaam laat ik de zak met as te water en kijk hoe deze langzaam in het water glijdt, de as drijft iets op het water en ik zie de stroming deze tergend langzaam meenemen. Het is gebeurd.


Ik doe de deksel weer op de kist en sta op, langzaam loop ik het (wankele) steigertje af en rook nog een sigaretje. Daarna gaan Dana, mijnheer Kibrifasi en ik weer op pad. We leveren eerst het kistje af bij mevrouw Poese en rijden daarna door naar tante Nos. Daar blijven we maar kort, we nemen haar mee naar Meerzorg om groente en vis te halen…


zondag 23 juli 2017

De lunch en doodsangsten tijdens een dronkenmansrit

Ik heb weer een goed nacht geslapen en de zondag ben ik weer vroeg wakker. Mijnheer Kibrifasi en ik rijden eerst weer langs een markt om spulletjes te halen voor de lunch van vandaag.

Om even half negen ben ik echter al weer in het huis en kan ik weer verder met de schoonmaak. Eerst gaat er weer een dweil met ‘Fabuloso-sop’ door de hele huiskamer, ook het stukje waar eerst die hele berg vuilzakken hebben gestaan is nu lekker schoon.  Daarna is het halletje weer aan de beurt en neem ik de koel/ijskast onder handen door die met een sterke bleekoplossing uit te soppen. Ik ben goed op weg in het bijkeukentje als mijnheer Kibrifasi mij op komt halen voor de lunch.

De mannen en jongens van het weeshuis zitten allemaal op de veranda en lezen de koran; het blijkt een moslim weeshuis te zijn. Het is er erg stil en ik moet er  -langs de kant- bij zitten. Ik ben blij dat ik de stemmige shawl meegenomen heb, waarmee ik mijn schouders en haren bedek. Ik wil niemand voor het hoofd stoten.

Ik versta er natuurlijk geen zak van, maar na het eten is er een hoop gezang. Blijkbaar wordt het bidden zingend gedaan. Een man vertelt daarna een verhaal, dat maak ik er tenminste van en vervolgens wordt het gebed aangeheven. Ik merk op dat – in tegenstelling tot bij de Christenen- hier niet de handen worden gevouwen maar de handpalmen naar de lucht worden gehouden.

Na het gebed worden zakjes met zoetigheden uitgedeeld, welke wel allemaal, ook de vrouwen aan de zijkant waarvan ik er één ben, tegelijk krijgen. Het eten zelf moeten we op wachten, de jongens en mannen van het weeshuis eten eerst. Net nu ik best wel trek heb.

Ik ga even naar de keuken, dat lijkt ‘toegestaan’. In de keuken staat Dana met enkel andere vrouwen die meegekookt hebben, als ook mijnheer Kibrifasi. Ze giebelen wat en ik krijg een glaasje uit een fles cola, die behoorlijk aangelengd blijkt te zijn met Borgoe.  Ik begrijp dat voor sommigen de drank een middel nu is om de ergernis van de lunch weg te krijgen.

Uiteindelijk staan de mannen en jongens van het weeshuis op en vertrekken. De tafels worden geruimd en daarna eten wij. Het is roti met nog heel wat andere dingen. Ik vind het heel lekker, maar die roti plaat vult enorm en ik heb uiteindelijk de grootste moeite om mijn bord toch leeg te eten.

Mijnheer Kibrifasi is na de lunch, merk ik, behoorlijk aangeschoten, eigenlijk meer dronken. Hij staat er echter op om me bij het huis af te zetten. Ik ben blij als ik daar de deur achter me dicht trek. Ik vind mijnheer Kibrifasi dronken niet zo heel leuk, hij is dan veel uitgesprokener, vervelend en het rijden gaat ook niet zo geweldig.

Ik stort me weer op de schoonmaak. Ik heb net het gasstel in de ammoniak gedrenkt als ik getoeter hoor. Ik kijk op de oprit, maar zie geen auto, de honden hoor ik ook. Ik hoor nog een keer getoeter en kijk dan aan de andere kant van het huis. De auto van mijnheer Kibrifasi staat er wel, maar – gelukkig- is het Dana die me op haalt. Mijnheer Kibrifasi was het bijna vergeten en heeft Dana gevraagd me op te halen.

Bij moeder Kibrifasi blijkt dat mijnheer Kibrifasi duidelijk dronken is, meer nog dan vanmiddag. Hij lalt, zwabbert heen en weer en gaat – ik me nu heel ongemakkelijk- te keer tegen zijn moeder. Hij geeft af op haar dat ze zijn zusters voortrekt, de goede vrouw wil uithangen maar alles laat doen door anderen en daar dan de credits onterecht voor ontvangt en wat nog niet meer. Ik voel me enorm opgelaten, en al helemaal als me om dingen wordt gevraagd waar ik helemaal niet tussen wil zitten of me mee wil bemoeien.

Ik hoop stiekem dat Dana me straks weer naar mijnheer Kibrifasi’s huis brengt. Maar mijnheer Kibrifasi is er toch echt van overtuigd dat hij dat zelf gaat doen. Ik stel nog voor of het een idee is dat ik rij. Ik heb geen druppel alcohol sinds de cola vanmorgen gedronken en misschien heb ik dan wel geen ervaring in een ‘andersom auto’ of een internationaal rijbewijs, het lijkt me altijd nog beter dan een dronken chauffeur. Mijnheer Kibrifasi wordt er alleen maar meer geïrriteerd door.
Ik durf geen stennis te maken. Mijn spullen liggen immers allemaal bij mijnheer Kibrifasi in huis en in het huis van mijn oom kan ik ook niet slapen, want dat is niet veilig. Ik doe een schietgebedje en hoop maar dat die daarboven me een beschermengeltje stuurt.

Het wordt inderdaad een rit waar ik doodsangsten uitsta. Op de kuilenweg van Highway naar het huis van mijn Kibrifasi staan we enkele keren bijna stil en mijnheer Kibrifasi leunt over zijn stuur heen, waar hij eerst in slaap lijkt te vallen en dan ineens weer overeind schiet en weer verder rijdt. Ik zie een berm, vervolgens een telefoonpaal op me afkomen en daarna slingeren we weer naar de andere kant van de weg. Ondertussen lalt mijnheer Kibrifasi er lustig op los.

Bij de zoveelste keer dat de banden de berm raken, barst ik in huilen uit. De ingehouden angst van nu (en misschien ook eerder) kan ik niet langer in bedwang houden. Mijnheer Kibrifasi kan er erg slecht tegen als ik zeg dat ik me nu heel onveilig voel in de auto. Hij is immens beledigd en sneert : “Nou dan rij ik je toch niet meer, dan vraag ik Dana wel”.

Ik vind het helemaal niet erg dat mijnheer Kibrifasi me rijdt, maar niet als hij gedronken heeft en dit was helemaal te erg; ik voelde me al enorm opgelaten door de tirades bij zijn moeder en daarna over zijn moeder tegen mij.
Daarbij komt dat ik al sinds vanmorgen geen internet meer heb op mijn telefoon (ik heb een roaming-wereldwijd pakketje gekocht voor deze dagen) en dus beperkter contact met thuis . Ik mis thuis nu meer dan ooit.

Ik wil mijnheer Kibrifasi niet nog meer op stang jagen of beledigen. Hij is afgelopen week zijn gewicht in goud waard geweest en ik zou niet weten waar ik had moeten beginnen als ik het allemaal zonder zijn hulp had moeten doen. Het huis van mijn oom is nu in principe schoon genoeg om in te slapen, maar – zoals gezegd- echt veilig ben ik daar niet. Het voelt allemaal heel ellendig nu.
Om even acht uur komen we aan bij het huis van mijnheer Kibrifasi. Hij heeft wat gekookt, gegeten en is daarna naar bed gegaan. Hij heeft geen hap bij zijn moeder gegeten, want zoals hij het zelf zegt; “eet hij geen vergif dat zijn de moeder , de kwade vrouw (en wat nog niet meer) aanbied”.

Dana moest na de lunch ook alle pannen en kommen van mijnheer Kibrifasi gelijk leeg – en schoonmaken, want hij wil geen vinger meer voor zijn moeder uitsteken en nooit meer naar haar huis. Ik hoop maar dat het de drank is die spreekt.

Ik ben nog niet eerder voor negenen naar bed gegaan in deze week. Ik hoor mijnheer Kibrifasi snurken en zo nu en dan hoor ik hem wat brabbelen (eerst denk ik dat hij een telefoongesprek voert, maar dat is niet zo), hij slaapt duidelijk zijn roes uit. Het is wel luid, want er zitten en een kamer en een gang tussen de kamer van mijnheer Kibrifasi en die van mij. Ik heb mijn deur in ieder geval op slot.

Ik maak van de gelegenheid gebruik om mijn dagboek bij te werken. Ik zou ook wel trek hebben in een sigaretje, maar ik denk er met geen haar op mijn hoofd aan om nu naar buiten te gaan. Stel je voor dat mijnheer Kibrifasi wakker wordt.


Ik ga dus ultravroeg naar bed, een voordeel is dat ik morgen tenminste goed uitgerust ben. Dat is ook wel nodig, want er staat weer veel op het programma. Morgen haal ik de as van mijn oom op, ga ik die uitstrooien, moet ik de overlijdensakte ophalen, naar de post en naar bank en wat nog niet meer. Pas dinsdag ga ik weer terug naar het huis. 

Mi lobi bojo!!!

De zaterdagochtend en – middag verlopen weer als ‘vanouds’, even over vijven ga ik er uit, ontbijt en dan naar het huis om verder op te ruimen. Lunch bij mevrouw Kibrifasi (waar het nu een stuk drukker is in verband met de voorbereidingen voor de lunch van morgen voor het weeshuis) en dan weer verder in het huis.

Vandaag komt de vuilniswagen langs, dus ik wil zo veel mogelijk hebben geruimd zodat het mee kan. Tegen vijf uur kijk ik de huiskamer rond; hij is op wat kleine dingen schoon en opgeruimd, de keukenhoek is geruimd en geordend, het halletje is netjes en het ruikt er zowaar ook weer wat frisser. Het was een warme dag dus het zweet gutst me van mijn voorhoofd en ik heb klotsende oksels, maar het einde is in zicht.

Even voor vijven komt mijnheer Kibrifasi het pad oprijden. Hij heeft gelukkig een redelijk grote auto, want ruim 20 vuilniszakken gaan mee met het vuil. Dat de vuilniszakken nu ook uit de kamer weg zijn, geeft nog een opgeruimder gevoel.

We rijden nog even langs moeder Kibrifasi. Een groot glas ‘Busta’ green punch is heerlijk na zo’n warme dag. Ik merk dat er wat commotie is rondom de lunch van morgen. Blijkbaar zijn er geen tafels en stoelen geregeld en met de hoeveelheid mensen die gaan komen, is dát wel handig om te hebben.

Mijnheer Kibrifasi heeft melk besteld bij een lokale boer en die is nog niet langs geweest, dus hij kan zelf niet op stap. Ik stap bij Dana in de auto, we gaan bij diverse handels langs om te kijken of ze nog kunnen verhuren voor morgen. Gelukkig vinden we bij de derde poging een plek die nog stoelen en tafels heeft, daarna brengt Dana me naar het huis van mijnheer Kibrifasi zodat ik me kan gaan opfrissen.

Ik sta net onder de douche als ik mijnheer Kibrifasi op zijn erf hoor roepen, omdat ik alles op slot heb gedaan, kan hij zijn eigen huis niet in.
 Ik schreeuw terug dat ik me even afspoel (dat duurt met dat koude water toch al niet lang) en er dan aankom. Het is handig dat in Suriname de ‘raampjes’ in de badkamer er niet echt zijn, niet in dit huis in ieder geval en ik heb het op meer plekken gezien – zoals bij mijn oom’s huis – de muur is zo gebouwd dat er echt gaten zijn naar buiten en dat is, behalve voor ventilatie, makkelijk als je even naar buiten moeten roepen weet ik nu.

Mijnheer Kibrifasi heeft in de tussentijd zijn kippen maar gevoerd. Ik zie echter dat er een bepaalde spanning is. De late levering van de melk, het gedoe met de weeshuislunch en nu zijn huis niet in kunnen, het doet toch wat met hem.

Nadat ook mijnheer Kibrifasi heeft gedouched, maakt hij een avondmaaltijd. Het valt me op dat hij echt wel goed kan koken en er ook de tijd voor neemt.  Het valt me ook op hoe schoon men werkt, dat had ik –geef ik met al mijn vooroordelen eerlijk toe- niet verwacht. Werkbladen worden regelmatig met water gespoeld en keukengerei wordt nagenoeg direct afgewassen met een sponsje (dat standaard in een bakje met supergeconcentreerde zeepoplossing staat op het aanrecht).

Ook mijnheer Kibrifasi houdt rekening met mijn ‘flauwe Bakra-smaak’, hij maakt in een handomdraai voor zichzelf een soort sambal met madame-jeanette pepers, knoflook en uitjes; voor de pit die hij nu in zijn ‘normale’ eten moet missen. Ik probeer er een ieniemini mespuntje van… niet iets dat ik van plan ben op korte termijn weer te doen, want mijn tong staat gelijk in de hens. Gelukkig is er net verse, gekookte en afgekoelde melk die een hoog vetgehalte heeft, dat blust goed.

Na het eten gaan we nog even langs tante Nos. Zij heeft ook melk besteld via mijnheer Kibrifasi en die gaan we dus langsbrengen. Onderweg pikken we Dana en Sam op.

Bij tante Nos wordt aangekondigd dat we gaan eten. Omdat ik nog geen uur geleden de maaltijd bij mijnheer Kibrifasi heb genuttigd, heb ik er wat twijfels bij. Ik kan nu echt geen grote maaltijd op.


De feestlijke variant van Bojo
(foto vanaf Smulweb)
Tante Nos heeft echter ook wat speciaals. Ze heeft iets gehaald dat ‘Bojo’ heet. Ik vind het geweldig. Het is zoet, een beetje plakkerig en helemaal mijn ding. Ik ben een super zoetekauw, dus hier ben ik helemaal blij mee en ik geniet er echt van. Tante Nos kijkt met goedkeuring hoe ik het stuk met smaak verorber. Ze heeft toch al vraagtekens bij mijn karige eetgedrag, dus dit stemt haar goed, dat ik ook nog een klein bekertje roomijs eet is de kers op de taart.
Na de bojo en het ijs, luister ik naar de gesprekken aan tafel. Ze zijn grotendeels in Sranan tongo en ik kan er geen kaas van maken, ik neem me voor de taal te leren voor als ik weer terug kom, dan weet ik tenminste een beetje waar het over gaat.
Andere Bojo variant (lijkt op die ik kreeg) -
foto vanaf http://shafanna.nl/hapjes/bojo 


Terwijl ik luister, val ik bijna in slaap aan tafel. Dana merkt het op en vrijwel direct gaan we terug naar huis. Ik ben echt tandje af na vandaag. Ik denk dat ik op het moment dat ik het matras raakte in slaap ben gevallen. 

zaterdag 22 juli 2017

Djogo bij Waterkant

Nu het ticket is geregeld en we een maaltijd hebben gegeten is het tijd voor vertier. Mijnheer Kibrifasi doet veel moeite om mijn gedachten ook op iets anders te richten en hij zegt dat we naar ‘Waterkant’ zullen gaan.
Waterkant is waar de ‘Sranangman’ (Surinamer) op – doorgaans- vrijdagavond en zaterdagavond zich vermaakt en ontspant. Een tijdje geleden is de kade opgeknapt, waardoor er nu een (soort van) promenade is ontstaan met bankjes, naast de eettentjes met tafeltjes van de tentjes waar het gebied om bekend staat.

We halen ook Dana op en zij neemt haar zoon mee. Sam, zoals ik hem maar noem, is een heel sympathieke jongen.  Naar wat ik begrijp van een beetje mopperende mijnheer Kibrifasi, is dat hij niet zo heel goed kan leren. Mijnheer Kibrifasi is vrij bot tegen hem, volgens hemzelf voor de jongen zijn eigen bestwil, maar ik stel vraagtekens bij deze leermethodiek.


'Djogo'
(dat is eigenlijk de naam
van de fles zelf)
We strijken, nadat we een beetje mazzel hebben met parkeren, neer bij een tentje op ‘Waterkant’. We bestellen een djogo (een liter Parbo met – in dit geval- 3 bekertjes) en een soft. Ik neem de omgeving in me op. Ik vind het er maar apart; het is compléét wat anders dan bijvoorbeeld het Rembrandtplein of Leidscheplein (of het Waagplein in mijn thuisstadje Alkmaar). Het is een rij met eet- en drinktentjes (het zijn een soort vaste marktkraampjes) met daar tussenin tafeltjes en bankjes. Het is er een beetje rommelig, ik omschrijf het maar als ‘morsig’, maar door de mensen is het een gezellige boel en ik vind het leuk om de mensen voorbij te zien lopen.

Aan de overkant van de Suriname rivier, bij Meerzorg, zie ik allerlei lichtjes twinkelen. Op de promenade lopen wat stelletjes en zitten gezinnetjes. Hier en daar staat een koppeltje ‘mati’s’ (vrienden) die ook het aankomende weekeinde verwelkomen met een djogo. ‘Bosjebrug’ is zachtjes verlicht met wat straatlantaarns. Er klinkt een eclectische mix van muziek; soms typisch Surinaams of Caribisch, soms een meer mainstream dance muziekje.  Het heeft in het geheel een charmante sfeer.
Waterkant bij dag (niet eigen foto, want ik heb zo min mogelijk
waardevolle spullen - zoals mijn telefoon- meegenomen)

Sam zegt zijn moeder dat hij trek heeft in Saté. Het standje achter ons verkoopt garnalensatés en ze zien er inderdaad goed uit. Ik maak een wedje met Sam. Als hij uit zijn hoofd weet uit te rekenen wat de prijs van de saté is in euro’s, met een wisselkoers van 8 srd per euro, met een foutmarge van maximaal 20 cent plus of min dan krijgt hij hem van mij. Sam neemt de uitdaging aan. Eerst onzeker, maar daarna zekerder, zie ik hem rekenen en nadenken. Even later geeft hij het antwoord: “2,14 euro”. 2 euro 16 is de prijs met de officiële koers , dat is dus echt hartstikke goed! Ik geef hem een compliment en het geld om de saté te open. Ik zie hem glimmen van trots terwijl hij het satéetje verorbert. Dana lijkt stiekem ook trots, al zal ze het misschien niet zo snel toegeven en mijnheer Kibrifasi reageert al helemaal niet.

Sam wil heel graag brandweerman worden. Hij vertelt het met glinstering in zijn ogen, maar kijkt wat onzeker naar Dana en mijnheer Kibrifasi. Het lijkt er op dat hij niet echt gemotiveerd wordt of gestimuleerd wordt om die droom na te jagen.

Ik besluit het er op te wagen en hem wat te onderwijzen over de branddriehoek. De drie dingen die een vuur nodig hebben en dat als je één van de drie wegneemt je het vuur dooft. Komt die BHV-training toch nog ergens van pas. Sam is een ‘leerling’ die aandachtig luistert en hij weet op een gegeven moment heel goed de koppeling te maken tussen een middel en welke van de drie punten in de driehoek dat dan is om het vuur uit te krijgen, dan wel op te laten laaien.

Google-streetview van Waterkant

Ik ben blij dat ik mijn aandacht ergens anders op kan vestigen. We doen ook nog wat simpele spelletjes boter-kaas-en-eieren, maar dat is nog wat lastig, Sam wordt er iedere keer ingeluisd. Dan vertel ik hem de ‘truc’ en hij lacht; op school is hij straks onoverwinnelijk.

Nog een djogo verder, stappen we weer in de auto naar mijnheer Kibrifasi’s huis. Normaliter stap ik niet in de auto bij iemand die, die hoeveelheid gedronken heeft, maar een andere keus heb ik ook niet echt, dus maar weer mijn verstand op nul en gaan.


De avond is bijzonder plezierig verlopen. De gebeurtenissen van de ochtend zijn wat naar de achtergrond gezakt en die nacht slaap ik – voor het eerst dat ik in Suriname ben – ook heel goed.