Het is vrijdag. Het is
de dag van de crematie. Ik moet mij om tien uur melden bij het academisch
ziekenhuis en om elf uur zal de crematie plaatsvinden.
Het is een beetje
vreemde ochtend. Iedere ochtend ben ik tot nu toe om iets over vijven
opgestaan, maar nu hoor ik mijnheer Kibrifasi niet rommelen. We zullen ook niet
naar het huis gaan natuurlijk, dus het kan allemaal wat rustiger aan blijkbaar.
Ik heb inmiddels begrepen
dat zo vroeg beginnen hier heel normaal is. Dat is eigenlijk ook wel logisch,
want op het midden van de dag is het hier bloedheet en vochtig. Wil je dus wat
gedaan hebben of arbeid verrichten, dan zul je dat in de koele ochtenduren
moeten doen.
Gisterenavond stuurde
vriendin nog een berichtje via de app. “Sterkte met de crematie’ was de tekst.
Waarop ik heb geantwoord dat ik toch in de veronderstelling was dat ze onderweg
zou zijn en op tijd zou zijn voor de gelegenheid. Ik ben benieuwd of ze komt
opdagen.
Terwijl mijn gedachten
allerlei kanten op gaan, hoor ik mijnheer Kibrifasi naar de badkamer gaan. Het
ochtendritueel is begonnen. Het is even na zessen.
Na het ontbijt zit ik
met een mok koffie op “mijn” stoeltje en de inmiddels ook gearriveerde Dana
gaat met mijnheer Kibrifasi de bestellingen van de dag ‘verwerken’ en ze
verdwijnen achter het huis.
Daarna gaat Dana zich thuis opfrissen; we zullen haar straks weer ophalen onderweg naar het academisch ziekenhuis. Ook mijnheer Kibrifasi frist zich weer op en komt in een keurige pantalon en overhemd weer naar buiten.
Ik ben blij dat ik een
lange zwarte jurk met korte mouwen en een stemmige shawl mee heb genomen. Het
voelt allemaal een beetje raar, ik weet me nog steeds niet goed een houding te
geven.
We gaan ruim op tijd van
huis. Het is wel druk op de weg naar Paramaribo en op een gegeven moment maak
ik me een beetje zorgen of we wel op tijd zullen zijn. Helemaal als mijnheer
Kibrifasi gelijk naar het crematorium rijdt, het ook niet helemaal kan vinden
en dat we dan als een haas naar het academisch ziekenhuis moeten, want het
lichaam moet immers eerst vrijgegeven worden en is nog helemaal niet bij het
crematorium.
Het academisch ziekenhuis,
de kant waar wij ons moeten melden – bij de aula’s en het mortuarium – ziet er
een beetje uit als de heel oude ziekenhuizen die ik ken uit mijn jeugd, van
voor de tijd dat alle ziekenhuizen een flinke verbouwing hadden gehad. Het doet
een beetje vervallen aan. Er staat ook een groot bord dat er geduld wordt
gevraagd in verband met het grote aantal lijken in verregaande staat van
ontbinding die er –blijkbaar- zijn.
Dana is met mij mee naar
binnen gegaan, maar mijnheer Kibrifasi is buiten naar iemand toe gelopen. Ik
teken de papieren voor vrijgave, maar krijg ze niet zelf mee.
Ik moet even buiten
wachten en over enkele ogenblikken zal de deur van aula nummer drie open gaan
en kan ik afscheid nemen. Ik heb geen idee wat ik moet verwachten en wacht met
Dana op de plaats waar de deuren van de aula’s op uitkomen.
Na een kleine tien
minuten ging de deur open van het kleine aula’tje. De kist is zoals verteld
door mevrouw Poese gesloten. De geur is echter wel overweldigend.
Alles is nu vreemd.
Zoveel binding met mijn oom had ik helemaal niet, maar ineens werd ik overmand
door herinneringen en verdriet.
Hoe mijn oom me
spruitjes had leren eten, een herinnering aan een tochtje met zijn boot en dat
we toen zijn gaan vissen. Dat ik was gevallen met mijn knieën in het grind en
hoe hij dat had schoongemaakt en verbonden. Ik vind het allemaal heel heftig en
ik huil tranen met tuiten.
Ik ben blij met Dana’s
aanwezigheid.
Even later lopen Dana en
ik naar buiten. Mijnheer Kibrifasi is blijkbaar mijnheer Boto tegengekomen en
hij heeft er een punt van gemaakt dat mijnheer Boto mij de waarheid gaat
vertellen over het gesteggel van het geld over de schoonmaak.
Toen Boto zondag ter
plaatse kwam, had hij 3400 SRD gevraagd, vervolgens via mevrouw Poese 750 en
uiteindelijk via Hamdad 1500. Het was notabene dezelfde man (!!!). Mijnheer
Kibrifasi stond er op dat hij tegen mij zou zeggen dat hij inderdaad 3400 had
gevraagd, om ook aan te tonen dat hij niet gelogen had. Dat vond ik redelijk
ongepast toen dat plaatsvond, maar ik was met mijn hoofd toch te druk met
andere dingen om me daar te veel druk over te maken.
De kist werd in een
busje geladen (met extra airconditioning) en ik reed met mijn oom in de kist
mee naar het crematorium. Ik werd blijkbaar geacht dat te doen en het leek mij
ook het juiste.
Bij het crematorium zie
ik ook vriendin. Hoe gepast en waardig ook (*sarcasme). Was stond daar in een
strak lurex, fluor groen rokje en een te strak truitje met te diep decolleté,
dat kon écht niet in die situatie. Haar broer, een heel vreemd type inderdaad,
was er ook bij. In een rood shirt met felle print en een korte broek.
De kist werd uitgeladen
en naar een kamertje gebracht.
En toen verscheen er
ineens politie met het papier van het ministerie dat ik gisteren had getekend.
Ik moest meekomen naar het kamertje en ook een tweede getuige moest mee. De broer
van vriendin pushte haar onze kant op. In het kamertje sloeg de schrik me rond
het hart.
Mijn oom zou in katoen
gewikkeld zijn en de kist de hele tijd afgesloten, maar nu was de kist open en
het katoen was van zijn hoofd weggehaald.
Ik moest van de politie
het lichaam identificeren voordat ik een akkoord gaf tot crematie. Het was echt
vreselijk. Ik wens niemand toe dit ooit te hoeven zien. Het hoofd van mijn oom
was gitzwart, met heel donkerpaarse vlekken en hier en daar was het een beetje
rot. Vier dagen ontbonden is niet wat je wilt zien. Ik heb het nog niet eens
over de geur, de geur in het huis is maar een fractie van wat ik nu rook.
De politie vroeg wie ik
was van de overledene tijdens zijn leven. Ik antwoordde dat ik zijn nicht was.
Toen vroegen ze ook aan vriendin wat zij was in het leven van de overledene.
Het eerste dat ze
antwoordde was niet ‘vriendin’,
niet ‘partner’ of ‘liefde’, maar
‘we hadden samen een stichting’. Ze gaf ook een andere voornaam door aan de
politie dan hoe ik haar ken. Toen de politie vond dat ze geen antwoord op de
vraag gaf, koste het haar vervolgens ontzetten veel moeite om uiteindelijk tot
vriendin te komen. Heel raar en ook heel verduidelijkend voor mij hoe de vork
in de steel zit.
Na dit moment werd de
kist gesloten en mochten we naar de andere ruimte.Ik ben behoorlijk overstuur.
Nu is een crematie in
Suriname heel wat anders dan in Nederland. Hier blijf je naast de deur van de
oven staan terwijl de kist in de oven wordt geschoven. De deur wordt
dichtgedaan en de oven aangezet. Vervolgens loopt iedereen weg en mag je nog
even blijven zitten als je dat wilt. Ik had even tijd nodig om het één en ander
te verwerken.
Sommige dingen kun je
nooit meer ont-zien.
Vriendin en broer hadden
het over van alles en nog wat en vooral de stichting die zij en mijn oom samen
hadden. Ik werd er onpasselijk van.
Na de crematie zijn we
naar huis gereden. Hier is het gebruikelijk dat je je wast na een dergelijke
gebeurtenis, dus dat heb ik ook even gedaan. Ik vond het koude water nu niet zo
erg. …
Geen opmerkingen:
Een reactie posten