Herta en Streepie doen
precies wat van hen wordt verwacht. Beiden staan zeer waaks op het perceel en
zeer gefocust op een auto die op de rand van het perceel staat geparkeerd.
In de auto zit een heel
donkere man. Ik kan duidelijk zien dat hij met alle voorzichtigheid zijn
raampje open draait en wat wil zeggen, maar het geblaf is heel luid. Ik ben al
lang blij dat het ‘vriendin’ niet is met haar broer, maar wie dit is weet ik
ook niet.
Ik probeer Herta en
Streepie te roepen, probeer de manier van praten van mijn oom na te doen. Hij
had altijd een heel aparte manier van de ‘r’ uitspreken en de honden lijken er iets
naar te luisteren, maar weigeren verder van hun plaats af te gaan.
Mijnheer Kibrifasi heeft
blijkbaar ook de herrie in de verte gehoord. Enkele momenten later komt hij het
zandweggetje op gereden. Herta, die inmiddels wat gekalmeerd was, slaat weer
opnieuw aan.
De mijnheer in de auto
blijkt mijnheer Boto te zijn. Hij is een schoonmaker die gespecialiseerd is in
het schoonmaken van plaatsen-delict en huizen waarin iemand dood is gegaan en
langer heeft gelegen. Hij schijnt in opdracht van de begrafenisondernemer nog
een extra schoonmaakronde te moeten doen.
Dat verbaast me niets,
want erg schoon lijkt het huis op dit moment niet en die geur komt ook niet
zomaar ergens vandaan.
Nu mijnheer Kibrifasi er
is en wat in het Sranantongo (Surinaams) tegen mijnheer Boto heeft gezegd en de
honden ook rustig zijn, komt mijnheer Boto ook verder.
Hij pakt een emmer,
gooit er schoonmaakmiddel in (het heet Fabuloso en het ruikt echt fantastisch!)
en koud water en begint wat te zwabberen. Ik kijk het met lede ogen aan, ik kan
me niet voorstellen dat dit een specialist is in het schoonmaken van ‘erge’
gevallen.
Nog geen twintig minuten
later gaat mijnheer Boto, op zijn dooie gemakje (rare woordspeling in de
situatie) weer weg.
Ik zie nog steeds heel
donkere voegen waar mijn oom heeft gelegen en het ergert me. Ik besluit de
papieren even te laten. Ik vind een schroevendraaier, pak een emmer doe er wat van die –
fantastisch ruikende- Fabuloso in en gekookt water en begin, stukje bij beetje
de korstjes van de voegen af te bikken en de boel driftig te soppen.
Nadat ik het behoorlijk
schoon heb gekregen – al zeg ik het zelf- ga ik weer verder met de papieren in
de krat.
De krat is een hoop
werk, maar levert ook redelijk wat op aan papierwerk. Helaas geen paspoort of
iets van dien aard, maar wel zijn rijbewijs en wat andere papieren die
belangrijk zijn aangaande zijn grond en huis. Nog voor ik de krat ‘af’ heb,
staat mijnheer Kibrifasi al weer voor de deur om me op te halen voor de lunch.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten