Odo: "Ieder huisje heeft zijn kruisje"
Nu het licht is, kan ik
eens goed de omgeving bekijken tijdens het ritje naar ‘het huis’. De huizen die
langs de weg staan zijn over het algemeen heel kleurrijk en vaak behoorlijk aan
de maat. Het ene huis is relatief nieuw of supergoed onderhouden en het andere
huis verkeerd weer in niet zo’n goede staat. Regelmatig staat er ook een
huis-in-aanbouw tussen; er wordt hier met grote grijze blokken gebouwd en dan
is het een grauw object tussen al die kleur.
Mijnheer Kibrifasi legt
uit dat je –vaak- aan de afwerking van het huis of het type huis zelf kunt zien
wat de afkomst van de bewoner is. Het betegelen van de muren aan de
buitenzijde, wordt over het algemeen door de Chinezen gedaan. Zuilen met veel tierelantijntjes
en palen in de tuin met kleurrijke linten, duidden op een Hindoestaan.
Hij wijst op een
huis-in-aanbouw. Dit huis is van een ‘euro-surinamer’, die woont in Nederland
en bouwt zijn huis stukje bij beetje af zodat hij er uiteindelijk in kan gaan
wonen. Bij weer een ander
huis-in-aanbouw, vertelt hij dat die mensen tijdens de bouw halsoverkop naar
Nederland weer zijn vertrokken en bij weer een ander (eigenlijk te groot voor
woorden) bouwobject vertelt hij dat die persoon voorlopig niet zal bouwen omdat
die in de bak zit vanwege drugssmokkel.
Net voordat we bij ‘highway’
zijn, stopt mijnheer Kibrifasi en dan zie ik dat Dana aan komt lopen vanaf een
erf. We halen haar op, want zij maakt ’s morgens schoon bij de moeder van
mijnheer Kibrifasi en kookt dan voor het middageten.
Langs Highway staan meer
bedrijfsgebouwen en veel minder woningen. De bedrijven zijn vaak een soort
grote winkels-van-Sinkel, vaak van Chinese uitbaters. Het lijkt wel of het
alleen bouw/woonwinkels zijn of supermarktjes.
Zo nu en dan staat er een kraam in de berm. De ene keer wordt er fruit
verkocht, maar ik zie ook krabben, kleding of zelfs (tweedehands) wegwerkerkleding.
Mijnheer Kibrifasi wijst
op een kleinere supermarkt. “Daar ging je oom elke dag heen om lotto te spelen”,
vertelt hij. Mijn oom schijnt gek te zijn geweest op lotto, want later komen we
langs een andere supermarkt waar hij ook heen ging om lotto te spelen en een
boodschapje te halen. Mijnheer Kibrifasi vertelt dat mijn oom een heel vaste
routine had en twee keer per dag een rondje maakte, hij nam altijd de honden
mee. Hij ging nooit na zessen de deur meer uit. Hij vertelt dat mijn oom heel
erg op zichzelf was. Ik begrijp dat hij een echte kluizenaar was.
Nadat we eerst met een
scherpe bocht Highway af zijn gegaan en een stukje over een weg met aan
weerzijden goed begroeide tuinen hebben gereden, rijden we een erf op waar één
groot huis en drie kleinere huizen staan. Hier in Suriname heeft men het trouwens
eigenlijk altijd over ‘perceel’ in plaats van ‘tuin’ of ‘erf’. Je zegt dus niet
‘bij mijn in de tuin’, maar ‘bij mij op het perceel’.
Het is de plek waar de
moeder van mijnheer Kibrifasi woont.
Zijn moeder is 87 en woont hier het grootste gedeelte van het jaar.
Enkele maanden gaat zij naar haar dochters in Nederland, welke halfzusters zijn
van mijn mijnheer Kibrifasi. Mijnheer Kibrifasi legt uit dat hij en zijn
jongere – reeds langere tijd geleden- overleden broer uit een eerste huwelijk
van zijn moeder zijn en de drie zussen van een tweede huwelijk. Ik heb niet het
idee dat de familierelaties heel goed zijn als hij hierover vertelt.
Ik maak kennis met – ik noem
haar maar – moeder Kibrifasi. Zij zit in een schommelstoel op de veranda van
het grote huis, wat – een soort van- van haar is. Uit wat mijnheer Kibrifasi
heeft verteld, begrijp ik dat er veel gedoe is rondom het eigendom en dat zijn
drie halfzusters daar mee te maken hebben. De drie kleinere huizen op het
perceel (J) worden verhuurd. Het valt me op dat
mijnheer Kibrifasi, heel gemakkelijk vertelt over allerlei familieperikelen die
we in Nederland helemaal niet zouden vertellen aan anderen. In Suriname is het
blijkbaar heel gewoon om zo openhartig te zijn.
Blijkbaar drinken we
eerst koffie. Mijnheer Kibrifasi maant zijn moeder dat ze moet lopen in plaats
van de hele dag te zitten; lopen is goed voor haar. Hij maakt zich blijkbaar
druk (en lijkt zelfs een soort van boos) over zijn moeder. Hij moppert en zegt
dat ze haar medicijnen in moet nemen, beter haar telefoon in de gaten moet
houden, beter moet eten, etc. etc. Eigenlijk voel ik me een beetje opgelaten
door de situatie.
Moeder Kibrifasi laat
het gelaten over zich heen komen. Mijnheer Kibrifasi gaat even het huis in en
moeder Kibrifasi vertelt, al is het wat lastiger te verstaan, dat mijn oom elke
dag even bij haar langs kwam om een klein praatje te maken en dat ze dat erg
mist. Ze vertelt een klein stukje over haar leven in Nederland en dat ze eerst
in Rotterdam woonde in een klein appartementje en dat ze daarna naar een echt
huis in Spijkenisse verhuisde. Mijnheer Kibrifasi had gezegd dat moeder
Kibrifasi een behoorlijke babbelkous kon zijn, maar heel veel gepraat wordt er
eigenlijk niet.
Ik weet me eigenlijk ook
niet goed een houding te geven. De mensen die ik ontmoet begroeten me op een
manier die ik zelf niet goed kan thuisbrengen. Het is een soort combinatie van
wat ik ken in Nederland van mensen die hun medeleven betuigen na de dood van
een familielid, nieuwsgierigheid en een vreemd soort beleefdheid. Ik weet
eigenlijk niet of mensen me nu ‘zielig’ vinden omdat mijn oom dood is gegaan of
dat het wat anders is. Laat ik misschien ‘raar’ gedrag zien voor iemand die
familie heeft verloren? Ik was helemaal niet close met mijn oom, ik weet
eigenlijk helemaal niets van hoe zijn leven hier was. Wat ik wel weet is dat
hij mensen heeft verteld over ‘zijn nichtje’. Misschien hadden die mensen wel
een klein meisje verwacht en zien ze nu een vrouw die helemaal niet zo nichtJE
is…
Mijnheer Kibrifasi komt
het huis weer uit en als de koffie op is, zegt hij dat hij me naar het huis van
mijn oom zal brengen. Voor de lunch, die we hier zullen eten, haalt hij me weer
op. Ik ben opgelucht dat we gaan, maar ook gespannen over hetgeen ik zal
aantreffen straks….
Geen opmerkingen:
Een reactie posten