dinsdag 4 juli 2017

De eerste kilometers in een donker Suriname

Kun je op Schiphol nog redelijk relaxed een sigaretje doen in de rokershoek, op Zanderij wordt ik gelijk erop gewezen dat ik mijn tassen toch echt niet even kan neerzetten omdat ze zo gestolen kunnen worden. Mijnheer Kibrifasi legt me ook gelijk uit dat je ook niet zomaar elke taxi kunt nemen als ‘Bakra’ (= Hollander), want niet iedere taxi is betrouwbaar en dat kan je duur komen te staan. Afzetterij is nog de minste van de problemen.. je kunt ook zomaar beroofd worden. 

Normaliter rook ik op mijn gemakje mijn sigaretje op, terwijl ik naar de nieuwe omgeving kijk, de indrukken op me laat inwerken en de mensen bekijk, maar nu maak ik haast en laat mijnheer Kibrifasi me snel naar de auto brengen. Ik voel me nu toch al niet op mijn gemak en de waarschuwingen maken het er niet beter op.

Helaas is het al vroeg donker in Suriname, tijdens de reis naar Wanica (nabij Lelydorp moeten we zijn) wordt ik dus ook niet veel wijzer over hoe het één en ander er hier uit ziet. Mijnheer Kibrifasi praat honderduit over mijn oom en wat er is voorgevallen. Ik benijd hem niet.

Ik vertel dat vriendin ook naar Suriname komt, met de volgende vlucht naar ik vernomen heb. Ik vertel dat zij ook haar broer meeneemt. Mijnheer Kibrifasi is ineens op zijn hoede en hij stelt resoluut dat het maar goed is dat ik bij hem verblijf en dat ik daar ook kan blijven; zijn huis is beveiligd en ze weten niet waar hij woont, dus ik zal er veilig zijn. Blijkbaar is de broer een punt van zorgen. Mijn oom schijnt onenigheid met hem te hebben gehad, hem zijn huis te hebben uitgezet en niets van hem te moeten hebben. Mijnheer Kibrifasi is vastbesloten om te zorgen dat ‘het nichtje’ beschermd moet worden.

Alsof ik me al niet genoeg gespannen voelde… krijg ik dit er ook nog bij. De zorgen zijn goedbedoeld, maar ik kan het niet helpen ineens een soort van paranoïa te ontwikkelen. Het lijkt wel een thriller waar ik in belandt ben.

Mijnheer Kibrifasi wil me graag het huis laten zien waar mijn oom woonde. Na een flinke rit, rijden we een zandweggetje op. Twee honden komen luid blaffend op ons afgelopen. Alles is stikdonker. Het ziet er uit als een uitdragerij in de koplampen van de auto. We rijden het erf op en mijnheer Kibrifasi zet de auto uit en maant de honden – blijkbaar de honden van mijn oom – tot stilte. Met een zaklampje schijnt hij door de deur van het huis. Er hangt een vreemde weeïge geur.

Mijnheer Kibrifasi vraagt of ik binnen wil kijken. Maar ik voel me toch al niet op mijn gemak en met wat ik tot nu toe heb gezien, vraag ik me in alle eerlijkheid af of ik op dit moment de dingen wel wil bekijken, zeker met twee hijgende honden op de achtergrond. Ik vraag of het goed is als we morgen bij daglicht terug kunnen komen. Ik hoop maar dat dit niet raar overkomt of iemand – onbedoeld- beledig. Ik voeg dus nog snel aan toe dat het in Nederland nu vier uur later is en ik best moe ben. 

Gelukkig is mijnheer Kibrifasi blijkbaar ook blij dat ik niet nu het huis wil bekijken en we gaan weer verder op weg naar wat de komende tijd - hoop ik - mijn logeeradres zal zijn...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten