dinsdag 4 juli 2017

A tori fu na dede mi omu

Dit is mijn houtje-touwtje vertaling in Sranangtongo voor ‘Het verhaal van de dood van mijn oom’.

Ik vertelde al dat ik mijnheer Kibrifasi niet benijdde toen hij vertelde over wat er was voorgevallen met betrekking tot mijn oom. Dus hier komt dat verhaal.
Mijn oom schijnt al langere tijd ziek te zijn geweest. Mijnheer Kibrifasi bracht hem regelmatig naar het ziekenhuis in Paramaribo en heeft talloze keren medicijnen voor hem opgehaald bij de plaatselijke apotheek.  De (later) gevonden bonnetjes en briefjes, laboratoriumuitslagen en wat nog niet meer, laten een duidelijk, zij het tragisch, beeld zien van een man die ernstig ziek was en de week voor zijn dood nog was geadviseerd door de arts om het ‘geelzucht protocol’ te doorlopen.

Mijn oom echter was ook zo koppig als het maar zijn kan (waar ken ik dat toch van?) en weigerde om zich op te laten nemen in het ziekenhuis. Al kan ik me daar wel wat bij voorstellen als ik me nog de ellendige omstandigheden herinner waar mijn opa in het ziekenhuis in Leiden zijn laatste dagen doorbracht.  

Hoe dan ook. Mijnheer Kibrifasi bracht hem op dinsdagochtend 24 januari naar het ziekenhuis en vanaf het ziekenhuis weer naar huis. Mijnheer Kibrifasi vertelt dat mijn oom met zeer veel moeite het huis binnenging en dat hij daarna is weggereden.

En dan is het zondag. Zondag de 29e januari. De buren hebben geklaagd over een ondragelijke rioollucht die bij mijn oom vandaan komt. Ze dachten dat het de sceptictank was waar wat mee mis was, maar de geur wordt alleen maar erger en ze zijn er niet gerust op.

Mijnheer Kibrifasi wordt gebeld en die was zelf ook al niet gerust, want mijn oom schijnt een zeer vaste routine te hebben gehad. Iedere dag liet hij de honden uit, stopte even voor een kort praatje bij de moeder van Kibrifasi en ging dan naar de winkel voor de lotto in de ochtend en dan eenzelfde rondje in de middag. Ze hadden hem al een paar dagen niet gezien.
Mijnheer Kibrifasi heeft blijkbaar een sleutel van het huis en hij is diegene die poolshoogte kan nemen.

Mijnheer Kibrifasi vertelt dat de politie is ingelicht en als hij het erf opkomt hij gevraagd wordt om het huis binnen te gaan. Hij gebruikt de zij-ingang van het huis en is overmand door de geur die hem tegemoet komt.  Ik kan me voorstellen dat het zoiets moet zijn als de weeïge geur die ik rook bij de voordeur van het huis, maar dan 1000 keer erger.

Hij loopt verder het huis in en vindt dan, bij doorgang van hal naar huiskamer, net naast het bed wat mijn oom in de huiskamer had staan het lichaam van mijn oom. Hij is ontdaan door de aanblik en hij vertelt me desalniettemin in details hoe mijn oom er uit zag.

Nu moet je weten dat het Suriname zelden onder de 25 graden komt en mijn oom is overleden op de dinsdag; ruim 4, bijna 5 dagen eerder (dat heb ik kunnen bevestigen door middel van een kalender die mijn oom nauwkeurig bijhield). De twee gecombineerd laten weinig te raden over, maar voor diegenen die van de gruwelijke details houden: mijn oom was ongeveer vier keer zo groot geworden doordat hij opgeblazen was door de gassen en hij was pikzwart met paarsige vlekken van kleur.

Mijnheer Kibrifasi vertelt verder hoe hij vervolgens de voordeur heeft open gedaan (die overigens gewoon open stond!) en de politie heeft binnen gelaten.
Een team van maar liefst 6 agenten en een schouwarts uit Lelydorp hebben onderzoek gedaan of hij niet was overleden aan een roof of andere misdaad, maar hij bleek een natuurlijke dood te zijn gestorven.

Na vrijgave van het stoffelijk overschot is mijn oom met een speciale ijzeren kist afgevoerd naar het academisch ziekenhuis want daar hebben ze een speciale koelcel en de mogelijkheid tot balsemen voor deze gevallen van verre staat van ontbinding.

Ik hoor dit verhaal in de auto onderweg naar Wanica vanaf Zanderij en ik dank God dat ik niet degene ben die mijn oom heeft gevonden. Ik heb zo’n respect voor mijn Kibrifasi. Het moet hem niet in de koude kleren zijn gaan zitten, dat is een ding wat zeker is. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten