Mijn laatste dag in
Suriname breekt aan. Mijnheer Kibrifasi heeft me gezegd dat ik moet uitslapen,
want hij moet een aantal kippen slachten. Hij wil blijkbaar niet dat ik in de
weg loop of dat hij voor me moet zorgen terwijl hij ook nog werk te doen
heeft. Ik besef me weer dat het een
ontzettende aanslag moet zijn om mij ineens te hebben moeten opvangen.
Ik neem de gelegenheid
om mijn spullen netjes in te pakken. Uitslapen kan ik toch niet, dus dan maar
doen alsof ik niet wakker ben en dit eerst doen.
Na het ontbijt rijden we
nog één maal langs het huis. Ik geef de hondjes nog een keer eten. Herta komt
met haar neus tegen mijn handen aan, alsof ze ook gedag zegt. Streep weigert
weer te eten en kijkt me beledigd aan, alsof ze weet dat ik hen ga verlaten.
Ik pak de papieren van
de auto van mijn oom. Het is een oud barrel, waar een blind paard geen schade
aan kan doen en er schijnt ook nogal wat aan te mankeren, maar hier in Suriname
worden dergelijke auto’s nog goed verkocht voor de onderdelen. Ik heb besloten
dat mijnheer Kibrifasi die auto kan verkopen en het geld er van mag houden. Ik
maak daarnaast ook gelijk een bedrag voor mijn verblijf over.
Wat ik zo ben nagegaan
de afgelopen dagen, zou dat ruim voldoende moeten zijn. Ik heb echter het idee
dat mijnheer Kibrifasi het niet genoegd vind. In de – voornamelijk monologen-
die hij in de auto houdt, laat hij
terloops vaak weten over hoeveel hij de afgelopen week niet heeft kunnen doen
en hoe duur dingen wel niet zijn geworden.
Ik heb best wel redelijk
bijgehouden hoeveel er uitgegeven is in de supermarkten en aan benzine, want ik wilde niet dat
mijnheer Kibrifasi er op achteruit zou gaan door mijn verblijf. Het bedrag dat
ik heb overgemaakt, tezamen met de auto opbrengsten, zouden ook een verblijf in
een goed hotel in Paramaribo en autohuur hebben kunnen bekostigen. Ik snap die
beledigde houding niet; het geld groeit immers ook mij niet op de rug en ik
geef wat ik kan missen.
Ik stel hem daarnaast
ook schadeloos voor alle arbeid en materiële kosten die hij tot nu toe heeft
gemaakt in ieder geval. Nadat er eerst veel gesteggel is geweest over het geld
dat ik hem wil geven voor dit soort dingen, gaat het gesprek er nu wat
gemakkelijker over. Misschien dat het stuk bij Saramacca toch beter is dan ze
doen voorkomen, ook al het bezichtigde stuk niet mijn grond.
Voor mij is het in ieder
geval verwarrend. De beledigde houding over de vergoeding van verblijf
enerzijds en de ‘ik hoef ’t niet’
houding over de materialen- en arbeidskosten. Of misschien is hij gewoon
beledigd dat ik het verblijf ook met een geldelijke vergoeding wil bedanken,
omdat hij het uit ‘goedheid’ wil doen. Hoe dan ook, voor mij zijn het gemixte
signalen. Ik snap er niks van.
Na het afscheid van
Herta en Streepie en nadat ik het hele huis goed heb afgesloten en overal foto’s
van heb genomen, gaan we weer terug naar het huis van mijnheer Kibrifasi.
Daar maakt mijnheer
Kibrifasi een gewokte lunch. Wat nog een hilarisch moment oplevert als mijnheer
Kibrifasi in plaats van het spoelwater uit de wok, het bakje met zeep en spons
over de muur gooit van het perceel.
Net na de lunch komt ook
Dana langs. Mijnheer Kibrifasi vraagt haar een aantal kokosnoten te plukken.
Dana geeft aan dat ze dat wel wil doen, maar dat we wel moeten waarschuwen als
het vijf voor twaalf is. Blijkbaar is het volksgeloof dat je een boomgeest niet
mag storen om twaalf uur en dus geen fruit mag plukken of mag snoeien op
middag.
Ze komt even voor
twaalven terug met een flinke hoeveelheid kokosnoten. Die ze met behoorlijk
veel kracht en een machette ‘onthoofd’. Het kokoswater wordt opgevangen in een
emmertje en er wordt ook wat kokosvlees bijgedaan.
Daarna pakt ze drie
bekertjes en maakt ze een simpele cocktail van het kokoswater, ijs en een
scheut bacardi. We proostten op zielen die zijn heen gegaan, nieuwe kennissen
en goede reizen. Tijdens de proost komt er een prachtig vlindertje voorbij
dartelen.
We gaan vroeg richting
Zanderij. Mijnheer Kibrifasi wil graag een omweg maken langs het gebied van
Suralco en de bauxietmijnen (via Paranam en Onverwacht). Het is een prachtig gebied, weg- en waterbouw zijn
hier voor een groot deel door ‘de Hollanders’ gedaan. Mijnheer Kibrifasi moppert dat de
onafhankelijkheid niet altijd het land goed heeft gedaan, met name als we een
compleet in verval geraakte brug – ooit door Ballast gebouwd- gepasseerd wordt,
via een pontonbruggetje dat er naast ligt. De mooie doorgaande weg, wordt er
compleet door afgesneden.
Door Mark Ahsmann - Eigen werk, CC BY-SA 3.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=5794648 |
We passeren een trein en treinstel die staan te verroesten op een perceel, ooit was er een treinverbinding in Suriname, maar die bleek niet rendabel en werd ook slecht onderhouden, dus die verbinding is nu helemaal weg.
Het groen in het gebied
is onvoorstelbaar mooi, hoewel hier- en daar behoorlijk aangetast door de mijnbouw. Het is eigenlijk jammer dat er zo veel criminaliteit
is, want het zou zo’n relaxed uitvluchtsoort kunnen zijn. Lui, loom, warm en
relaxed.
Overview van 'Zanderij' a.k.a. Johan Adolf Pengel vliegveld (foto Dave TEF, google maps) |
Zanderij doemt dan
ineens op. Ik pak mijn koffers en ga ze inchecken. Mijn handkoffer, waar ik
alle verzamelde papieren in heb gedaan, blijkt te groot en het kost me zo maar
93 euro om die mee te krijgen. Ik laat beide koffers sealen. Ik vertrouw niks
hier en die papieren zijn waardevol, die had ik liever niet afgegeven.
Dan neem ik afscheid van
mijnheer Kibrifasi, Dana en de ook meegekomen Sam en loop door de douane heen.
Ik ben denk ik nog niet
zo blij geweest om bij een gate aan te komen.
Veilig.
Eindelijk.
Ik ben doodmoe en uitgeput.
Ik ben doodmoe en uitgeput.
Ik kom er achter dat ik
in de ‘One for the Road’ bar nog kan roken. De barman is erg vriendelijk en ook
een andere – blijkbaar vaste- bargast is dat. Een kort, maar niet al te
verhullend relaas, levert nog wat waardevolle informatie op. “Zoek een
betrouwbare taxateur en ook een betrouwbare notaris” is de meest belangrijke tip. Gelukkig is de
notaris die mijn oom had een betrouwbare zo blijkt.
Ook krijg ik een extra
shot rum in de cola van de barman, ze hebben het met me te doen blijkbaar en
een spannend verhaal is hier schijnbaar ook wat waard, inclusief de gory
details. Ik blijf in de bar hangen tot de oproep tot boarden.
Net voor zevenen board
ik het vliegtuig. Ook nu weer voel ik opluchting. En het voelt fijn om naar het
gigantische vliegtuig te lopen dat me weer terug zal brengen naar het 33 graden
koudere Nederland.... Switi Sranan, mo syi
Ik ben nog nooit zo blij geweest een vliegtuig te zien :-) |