lees deze post voor 'nanga opo mofo' - door vage redenen is de volgorde van de post wat in de war geraakt, ondanks op juiste volgorde publiceren...
Net even voor zevenen
in de ochtend zitten we aan het ontbijt. Gisteren heb ik – behalve gekoelde
haring- ook een ontbijtpakket samengesteld, omdat ik er al zo’n vermoeden van
had dat ik niet in de gelegenheid zou zijn zelf naar een supermarkt te kunnen
en ik wilde mijnheer Kibrifasi niet laten opdraaien voor een grotere boodschap
dan wat flessen water en frisdrank.
Even baal ik er van dat
de ‘Nescafé Gold’ niet meer goed blijkt te zijn, geen koffie – ook al is het
een oplosversie- om de dag te starten. Ik schenk maar een groot glas cola in;
cafeïne is cafeïne, ook al is deze versie voorzien van een grote hoeveelheid
suiker en bubbels.
|
De tuin achter het huis... met veel dorre struikjes |
Na het ontbijt gaat
manlief poolshoogte nemen in de tuin en ik maak een grote emmer met sop om
alles weer goed onder handen te nemen. De muren kunnen wel een flinke
schrobbeurt gebruiken zo te zien.
Eigenlijk hadden we
andere plannen. Zo wilden we heel graag vandaag al naar de bank om ‘de kluis’
te regelen en ik wilde ook graag naar de notaris om de papieren op orde te
brengen, ook wilde ik graag naar een specifieke winkel om verf te halen. Ik
hoopte dat vandaag mijn verzonden doos bezorgd zou worden. Ik verheugde me al
op de levering van twee kasten en nog meer op mijn schommelstoel die ik eerder
heb besteld bij ‘Meubels & Meer’; een initiatief van Unu Pikin, een stichting
in Paramaribo die mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt een mogelijkheid
biedt om toch aan het werk te zijn en mooie dingen te maken.
Helaas. Niks van dit
alles gaat vandaag gebeuren. Het blijkt een nationale feestdag in Suriname te
zijn. Het is de dag der inheemsen, oftewel Ingi Dei. Dat betekent feest,
maar ook dat alle instanties en winkels gesloten zijn. Het wordt dus een dagje-
in-en-om-huis bezig zijn.
Manlief besluit de een
aantal gordijnen af te halen en alvast in een emmer wasmiddel te zetten. Hij
schrikt zich een hoedje als vanachter één van de gordijnen een klein wit
hagedisje wegschiet; het is een ‘wintjie’ (?)
zoals ze volgens mij hier worden genoemd; een wittig, doorzichtig
reptieltje (je ziet zelfs de eieren zitten als ze die dragen!). Ik zelf begin met het schrobben van de muren.
Even later zie ik in mijn
ooghoek manlief tussen de verdorde struikjes scharrelen, zich bukken, een
struik vastpakken en deze uit de grond trekken. De tuinman in hem komt wel los
op zo’n stuk grond waar van alles en nog wat te doen en op te knappen is. Ik
roep naar hem dat hij zijn hoge schoenen en een paar handschoenen moet
aantrekken (de kaplaarzen en goede werkhandschoenen zitten nog in de te
arriveren doos) en dat hij voordat hij struiken gaat trekken er eerste een paar
keer doorheen moet slaan met een lange stok. In eerste instantie snapt hij niet
dat ik zo’n ophef sta te maken, maar als ik hem uitleg dat hier toch echt
slangen en andere beestjes leven die een stuk minder onschuldig zijn dan de
gemiddelde regenworm en kruisspin die we in Nederland kennen, gaat hij gelijk
uit de slippers en komt hij in zijn stevige wandelschoen en gewapend met een lange stok weer tevoorschijn.
|
Lunch met de complimenten van mijnheer Kibrifasi |
Terwijl we beide bezig
zijn met onze eigen klusjes, komt mijnheer Kibrifasi de weg op gereden. Volgens
mij is hij hartstikke nieuwsgierig naar wat we allemaal uitspoken. Hij vraagt
of we wat nodig hebben en ik zeg hem dat ik – mede omdat ik nog geen geld heb
kunnen pinnen – nog niet in de gelegenheid ben geweest om eten voor de lunch en
het avondeten te kopen, naast het feit dat ik op dit moment geen gas heb om mee
te koken. Mijnheer Kibrifasi zegt dat hij rond één a half twee terug zal komen
met eten, een potje oploskoffie en een pak melk. De melk en de koffie komt hij vrijwel direct
weer terug brengen, hij heeft in ieder geval onthouden dat voor mij een dagstart
zonder koffie geen goede start is. Daarna rijdt hij gelijk weer weg.
Precies tussen één en
twee komt mijnheer Kibrifasi weer aangereden. Hij heeft een tasje vol bakjes
bij zich. Ik nodig hem uit om te blijven eten, maar hij heeft van alles te doen
en gaat eigenlijk gelijk weer weg. We spreken nog wel af om ’s avonds ‘een
wandeling’ (dus: autoritje) te maken naar Paramaribo en daar wat te eten. Hij
zal rond half zeven ons komen ophalen.
Het eten is een
mengelmoesje van allerlei Sranan nyang (Surinaams eten). De kip is wat aan de
pittige kant en manlief loopt even rood aan als hij probeert te blussen met wat
aangemaakte komkommer, die uiteraard helemaal niet van de verkoelende variatie
is. Dat weet ik inmiddels wel, maar voor hem is het dezelfde ‘faya-verrassing’
als dat het begin dit jaar voor mij was.
Het eten dat over is,
pakken we weer netjes in en zetten het in de koelkast. Altijd lekker voor een
later snackje of in aanvulling voor de lunch morgen. Daarna buiken we nog even
uit op de veranda alvorens weer beiden een paar uurtjes wat te doen. Manlief
gaat de door mij aangeschafte stoel- en bankhoezen neerzetten en de eettafel en
zithoek omwisselen (het is nu te heet om wat in de tuin te kunnen doen) en ik
ga weer verder met mijn bleek-muur-missie.
|
Gewassen gordijne, schone muren en frisse stoelhoezen, dat isal een heel ander gezicht dan eerst! |
Ruim voordat mijnheer
Kibrifasi ons komt halen, springen we om de beurten onder de douche. Ik had me
voorgenomen om snel een elektrisch boilertje aan te schaffen en had voor tot
die tijd van die kampeer-zonne-douches geregeld, maar het water uit de douche
is heerlijk lauw en niet zo koud als in mijn herinnering. Dit is prima te doen!
Manlief is zich nog aan
het aankleden als mijnheer Kibrifasi al weer aan komt rijden. Even kijk ik op
de klok of wij zo laat zijn, maar dat is niet zo; mijnheer Kibrifasi is erg
vroeg. Op de stoel naast hem zit ‘de arbeider’, dezelfde man die maandelijks
mijn perceel rijkelijk voorziet van pesticide om het onkruid tegen te gaan. Ik
ben blij dat het perceel bijgehouden wordt, maar kan dat nu niet zonder die
rommel?
We rijden naar het huis
van de arbeider, dat vlak achter het huis van mijnheer Kibrifasi ligt. Manlief
kijkt zijn ogen uit naar hoe het land er uit ziet. Hij is – ook omdat hij verre
van gek op vliegen is- nog nooit buiten Europa geweest. Hij valt van de ene
verbazing in de andere en grinnikt wanneer mijnheer Kibrifasi zegt dat we nu ‘highway’
op rijden.
We stoppen nog even bij
Dana’s huis om te vragen of ze mee gaat vanavond. Het is een vreemde situatie.
Sam zwaait enthousiast op de achtergrond. Dana kijkt alsof ze net door de
onweer is geraakt, zo boos. Maar ze mompelt wel iets en wij rijden verder. Terwijl mijnheer Kibrifasi als vanouds weer
moppert op Dana en “hoe het is”.
Dat is nog niks met de
weg naar Kibrifasi’s huis, het is er niet beter op geworden sinds ik hier in
februari was. De weg zit vol met kuilen en is nu ook nog enigszins stoffig
omdat het minder is gaan regenen. Het is
bijna ‘grote droge tijd’. Terwijl we van links naar rechts schudden in de auto
babbelt en moppert mijnheer Kibrifasi er lustig op los.
|
Raaf |
Nadat we de arbeider
hebben afgezet, gaan we kort langs mijnheer Kibrifasi’s huis. De dame uit Guana
woont er nu niet meer, dat is nu een andere bewoner geworden. Ik laat manlief
zien waar ik iedere dag zat op het erfje en ik laat hem de raven zien die vanaf
het erf te zien zijn op een ander erf. Overigens zijn raven hier in Suriname
niet de raven die wij kennen als die grote zwarte vogels, raven zijn hier de
vogels die wij kennen als ara’s. Ik laat het kippenhok zien en vertel over het
erf – helemaal begroeit- achter het muurtje, inclusief de kokosbomen en de
kokosnoten die Dana plukte op de dag dat ik terugvloog. De gasfles en de wok
waar mijnheer Kibrifasi op kookte is – tot grote ergernis – gestolen, notabene op
klaarlichte dag!
Na enkele minuten komt
mijnheer Kibrifasi weer naar buiten en zijn we klaar om een wandeling om- en in
Paramaribo te maken.