dinsdag 19 september 2017

Ingi Dei, Wintjies en Raven

lees deze post voor 'nanga opo mofo' - door vage redenen is de volgorde van de post wat in de war geraakt, ondanks op juiste volgorde publiceren...

Net even voor zevenen in de ochtend zitten we aan het ontbijt. Gisteren heb ik – behalve gekoelde haring- ook een ontbijtpakket samengesteld, omdat ik er al zo’n vermoeden van had dat ik niet in de gelegenheid zou zijn zelf naar een supermarkt te kunnen en ik wilde mijnheer Kibrifasi niet laten opdraaien voor een grotere boodschap dan wat flessen water en frisdrank.

Even baal ik er van dat de ‘Nescafé Gold’ niet meer goed blijkt te zijn, geen koffie – ook al is het een oplosversie- om de dag te starten. Ik schenk maar een groot glas cola in; cafeïne is cafeïne, ook al is deze versie voorzien van een grote hoeveelheid suiker en bubbels.

De tuin achter het huis... met veel dorre struikjes
Na het ontbijt gaat manlief poolshoogte nemen in de tuin en ik maak een grote emmer met sop om alles weer goed onder handen te nemen. De muren kunnen wel een flinke schrobbeurt gebruiken zo te zien.

Eigenlijk hadden we andere plannen. Zo wilden we heel graag vandaag al naar de bank om ‘de kluis’ te regelen en ik wilde ook graag naar de notaris om de papieren op orde te brengen, ook wilde ik graag naar een specifieke winkel om verf te halen. Ik hoopte dat vandaag mijn verzonden doos bezorgd zou worden. Ik verheugde me al op de levering van twee kasten en nog meer op mijn schommelstoel die ik eerder heb besteld bij ‘Meubels & Meer’; een initiatief van Unu Pikin, een stichting in Paramaribo die mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt een mogelijkheid biedt om toch aan het werk te zijn en mooie dingen te maken.

Helaas. Niks van dit alles gaat vandaag gebeuren. Het blijkt een nationale feestdag in Suriname te zijn. Het is de dag der inheemsen, oftewel Ingi Dei. Dat betekent feest, maar ook dat alle instanties en winkels gesloten zijn. Het wordt dus een dagje- in-en-om-huis bezig zijn.

Manlief besluit de een aantal gordijnen af te halen en alvast in een emmer wasmiddel te zetten. Hij schrikt zich een hoedje als vanachter één van de gordijnen een klein wit hagedisje wegschiet; het is een ‘wintjie’ (?)  zoals ze volgens mij hier worden genoemd; een wittig, doorzichtig reptieltje (je ziet zelfs de eieren zitten als ze die dragen!). Ik zelf begin met het schrobben van de muren.

Even later zie ik in mijn ooghoek manlief tussen de verdorde struikjes scharrelen, zich bukken, een struik vastpakken en deze uit de grond trekken. De tuinman in hem komt wel los op zo’n stuk grond waar van alles en nog wat te doen en op te knappen is. Ik roep naar hem dat hij zijn hoge schoenen en een paar handschoenen moet aantrekken (de kaplaarzen en goede werkhandschoenen zitten nog in de te arriveren doos) en dat hij voordat hij struiken gaat trekken er eerste een paar keer doorheen moet slaan met een lange stok. In eerste instantie snapt hij niet dat ik zo’n ophef sta te maken, maar als ik hem uitleg dat hier toch echt slangen en andere beestjes leven die een stuk minder onschuldig zijn dan de gemiddelde regenworm en kruisspin die we in Nederland kennen, gaat hij gelijk uit de slippers en komt hij in zijn stevige wandelschoen en gewapend met een lange stok weer tevoorschijn.

Lunch met de complimenten van mijnheer Kibrifasi
Terwijl we beide bezig zijn met onze eigen klusjes, komt mijnheer Kibrifasi de weg op gereden. Volgens mij is hij hartstikke nieuwsgierig naar wat we allemaal uitspoken. Hij vraagt of we wat nodig hebben en ik zeg hem dat ik – mede omdat ik nog geen geld heb kunnen pinnen – nog niet in de gelegenheid ben geweest om eten voor de lunch en het avondeten te kopen, naast het feit dat ik op dit moment geen gas heb om mee te koken. Mijnheer Kibrifasi zegt dat hij rond één a half twee terug zal komen met eten, een potje oploskoffie en een pak melk.  De melk en de koffie komt hij vrijwel direct weer terug brengen, hij heeft in ieder geval onthouden dat voor mij een dagstart zonder koffie geen goede start is. Daarna rijdt hij gelijk weer weg.

Precies tussen één en twee komt mijnheer Kibrifasi weer aangereden. Hij heeft een tasje vol bakjes bij zich. Ik nodig hem uit om te blijven eten, maar hij heeft van alles te doen en gaat eigenlijk gelijk weer weg. We spreken nog wel af om ’s avonds ‘een wandeling’ (dus: autoritje) te maken naar Paramaribo en daar wat te eten. Hij zal rond half zeven ons komen ophalen.

Het eten is een mengelmoesje van allerlei Sranan nyang (Surinaams eten). De kip is wat aan de pittige kant en manlief loopt even rood aan als hij probeert te blussen met wat aangemaakte komkommer, die uiteraard helemaal niet van de verkoelende variatie is. Dat weet ik inmiddels wel, maar voor hem is het dezelfde ‘faya-verrassing’ als dat het begin dit jaar voor mij was.

Het eten dat over is, pakken we weer netjes in en zetten het in de koelkast. Altijd lekker voor een later snackje of in aanvulling voor de lunch morgen. Daarna buiken we nog even uit op de veranda alvorens weer beiden een paar uurtjes wat te doen. Manlief gaat de door mij aangeschafte stoel- en bankhoezen neerzetten en de eettafel en zithoek omwisselen (het is nu te heet om wat in de tuin te kunnen doen) en ik ga weer verder met mijn bleek-muur-missie.

Gewassen gordijne, schone muren en frisse stoelhoezen,
dat isal een heel ander gezicht dan eerst!
Ruim voordat mijnheer Kibrifasi ons komt halen, springen we om de beurten onder de douche. Ik had me voorgenomen om snel een elektrisch boilertje aan te schaffen en had voor tot die tijd van die kampeer-zonne-douches geregeld, maar het water uit de douche is heerlijk lauw en niet zo koud als in mijn herinnering. Dit is prima te doen!

Manlief is zich nog aan het aankleden als mijnheer Kibrifasi al weer aan komt rijden. Even kijk ik op de klok of wij zo laat zijn, maar dat is niet zo; mijnheer Kibrifasi is erg vroeg. Op de stoel naast hem zit ‘de arbeider’, dezelfde man die maandelijks mijn perceel rijkelijk voorziet van pesticide om het onkruid tegen te gaan. Ik ben blij dat het perceel bijgehouden wordt, maar kan dat nu niet zonder die rommel?

We rijden naar het huis van de arbeider, dat vlak achter het huis van mijnheer Kibrifasi ligt. Manlief kijkt zijn ogen uit naar hoe het land er uit ziet. Hij is – ook omdat hij verre van gek op vliegen is- nog nooit buiten Europa geweest. Hij valt van de ene verbazing in de andere en grinnikt wanneer mijnheer Kibrifasi zegt dat we nu ‘highway’ op rijden.

We stoppen nog even bij Dana’s huis om te vragen of ze mee gaat vanavond. Het is een vreemde situatie. Sam zwaait enthousiast op de achtergrond. Dana kijkt alsof ze net door de onweer is geraakt, zo boos. Maar ze mompelt wel iets en wij rijden verder.  Terwijl mijnheer Kibrifasi als vanouds weer moppert op Dana en “hoe het is”.

Dat is nog niks met de weg naar Kibrifasi’s huis, het is er niet beter op geworden sinds ik hier in februari was. De weg zit vol met kuilen en is nu ook nog enigszins stoffig omdat het minder is gaan regenen.  Het is bijna ‘grote droge tijd’. Terwijl we van links naar rechts schudden in de auto babbelt en moppert mijnheer Kibrifasi er lustig op los.

Raaf
Nadat we de arbeider hebben afgezet, gaan we kort langs mijnheer Kibrifasi’s huis. De dame uit Guana woont er nu niet meer, dat is nu een andere bewoner geworden. Ik laat manlief zien waar ik iedere dag zat op het erfje en ik laat hem de raven zien die vanaf het erf te zien zijn op een ander erf. Overigens zijn raven hier in Suriname niet de raven die wij kennen als die grote zwarte vogels, raven zijn hier de vogels die wij kennen als ara’s. Ik laat het kippenhok zien en vertel over het erf – helemaal begroeit- achter het muurtje, inclusief de kokosbomen en de kokosnoten die Dana plukte op de dag dat ik terugvloog. De gasfles en de wok waar mijnheer Kibrifasi op kookte is – tot grote ergernis – gestolen, notabene op klaarlichte dag!

Na enkele minuten komt mijnheer Kibrifasi weer naar buiten en zijn we klaar om een wandeling om- en in Paramaribo te maken. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten